2012 was het beoogde sloopjaar van de 18 panden aan de Gerard Scholtenstraat die Jan Jongert in 1997 in beheer had gekregen. In een van de panden richtte Jongert samen met Césare Peeren 2012 op. Een passende locatie voor een bureau dat recycling als credo heeft. Tot 2012 heeft het niet geduurd. In het voormalige gerechtsgebouw aan de Noordsingel, het nieuwe tijdelijke onderkomen, spraken we met Jan Jongert over de drijfveren en unieke werkmethodiek van 2012 architecten.
Jullie ontwerppraktijk is wel zeer uitzonderlijk.
Ja, zeker in Nederland. In de VS zijn er meer architecten vergelijkbaar bezig. Bijvoorbeeld vanuit de Rural Studio, een opleiding die door Samuel Mockbee is opgericht. Hier werken studenten aan gebouwen voor arme gemeenschappen in het zuiden van de VS, waarbij veel hergebruik van afval plaatsvindt.
Hoe is dat elders in de wereld?
We hebben in april een workshop in Buenos Aires gegeven over hergebruik. Daar is men nog slechts bezig met het milieuvriendelijker maken van de afvalverwerking. De animo voor hergebruik in de bouw is daar veel lager, het wordt geassocieerd met bidonvilles en heeft een armoede uitstraling. Hetzelfde geldt voor de getroffen gebieden van de tsunami. De mensen wachten daar liever langer op een betonnen woning, dan dat er gebouwd wordt met hergebruik van puin. Door in een rijker land hergebruik in de bouw toe te passen en te laten zien dat je er hele modieuze en mooie dingen mee kan maken, kan het overslaan naar andere landen.
Zijn jullie idealisten?
Dat mag je als toeschouwer zeggen, maar dat is niet onze motivatie. We werken wel vanuit een duidelijk idee, maar een we zijn zeer pragmatisch bureau. We proberen zoveel mogelijk te werken met afvalmaterialen, maar we gebruiken ook nieuwe materialen.
Wat inspireerde je tot hergebruik?
Het verhoogt de creativiteit. Door te bedenken wat je met bestaande voorhanden materialen kunt doen, voeg je een extra randvoorwaarde toe, naast programma, voorschriften en locatie. Het ontwerpproces is ook veel dynamischer, je past je ontwerp aan aan de voorhanden materialen.
Wil je je kennis expliciet delen vanuit de recyclegedachte?
Ja, daarom hebben we ook een website gemaakt, Recyclicity.net. Daarop willen we promoten om materialen of elementen zo compleet mogelijk te hergebruiken, met behoud van zoveel mogelijk bestaande kwaliteiten. Zoals autogordels worden hergebruikt om jonge bomen vast te binden. Bijvoorbeeld door hergebruik van hele autoruiten, in de plaats van verwerking tot nieuw glas. Zo verlies je geen energie aan iets wat al bruikbaar is. Het doel is met zo weinig mogelijk energie, transport en bewerking afvalmateriaal te gebruiken.
Hoe dragen jullie verder je ideeën uit?
Césare en ik geven les op de Academie in respectievelijk Amsterdam en Rotterdam. De praktische en ambachtelijke insteek van architectuur ontbreekt op de opleidingen. Ik merk dat er onder studenten een grote interesse bestaat voor materialen en de toepassing ervan. Ze worden erdoor geïnspireerd om met andere ogen naar de omgeving te kijken. Verder geven we bijna wekelijks presentaties in Nederland, België en Duitsland.
Zijn ze daar actief in hergebruik?
In Duitsland gebeurt heel veel in het Ruhrgebied, op landschappelijke schaal. En met die industriële gebouwen wordt niet te voorzichtig omgegaan. Dat gebeurt wel met zo’n monument waarin we nu zitten, hier is de tijd stilgezet. Wij willen heel anders met monumenten omgaan. In ons project WORM VOC in Rotterdam hebben we met afvalmateriaal een uitgebreid nieuw programma ingepast in een monument, zonder het gebouw aan te tasten.
Je werkt samen met Césare Peeren en Jeroen Bergsma. Bracht de fascinatie voor recycling jullie bij elkaar?
Nee, dat is later ontstaan. Wij kennen elkaar al sinds 1990, van onze studie in Delft. We hebben toen een tijdschrift opgericht, de Omslag, over culturele onderwerpen die binnen de studie niet werden belicht. We hebben elkaar toen heel goed leren kennen. Omdat we goed konden samenwerken zijn we samen 2012 gestart. In de beginjaren heb ik samen met Césare diverse projecten gedaan, en in die periode waren we ook bezig met andere aspecten van milieuvriendelijk bouwen, bijvoorbeeld de verbetering van energiehuishouding. We ontdekten dat onze fascinatie vooral ligt bij het hergebruik van materialen. Daar hebben we ons toen op toegelegd. In een vroeg project, het interieur van kledingwinkel Roppa te Scheveningen, merkten we dat we tijdens het ontwerpproces geen tijd hadden op zoek te gaan naar herbruikbare materialen. Daarna hebben we materialen gezocht en opgeslagen in een loods, om sneller te kunnen werken.
Maar dan wordt je ook materiaalbeheerder!
Precies, daar zijn we weer snel mee gestopt. Vervolgens hebben we oogstkaarten gemaakt, een inventarisatie van materialen die voorhanden zijn op verschillende locaties.
Hier in de regio Rotterdam zijn er 250 aanbiedingen van bedrijven die regelmatig afvalmaterialen kunnen leveren. Die hebben we per postcode ingevoerd in Recyclicity.net. Als je de postcode van een nieuw project invoert, krijg je te zien welke materialen er in die omgeving voorhanden zijn.
Houden jullie dat ook bij?
Nee, dit was een pilot en het ideaal is dat aanbieders dit zelf aanvullen. Maar de website is daar wellicht iets te ingewikkeld voor en het is voor aanbieders financieel nog niet aantrekkelijk genoeg om het via de website aan te bieden. Dit komt waarschijnlijk ook omdat de vraag nog niet groot is.
Kun je de vraag vergroten?
Om architecten te stimuleren en inspireren hebben we, naast de oogstkaarten ook andere instrumenten ontwikkeld om zo hergebruik van materialen efficiënter te maken. We hebben een inventarisatie gemaakt van materialen die, met zo min mogelijk transformaties, geschikt zijn als bouwmateriaal. Daarnaast hebben we 20 ontwerpers, die al met afvalmaterialen gewerkt hebben, gevraagd hun projecten zodanig te documenteren dat anderen ervan kunnen leren. Ook die toepassingskennis hebben we op de website geplaatst.
In verband met de regelgeving moet je wel de technische eigenschappen van de materialen kennen.
Om het werkbaar te maken voor architecten en aannemers op den duur ook, ontwikkelden we de HBD, een hergebruik bouwdocumentatie, als variant op de NBD, met productbladen van afval. Hierin zijn technische gegevens verzameld, bijvoorbeeld isolatiewaarden, de transparantie, de warmtegeleiding. Wanneer bouwmaterialen worden hergebruikt zijn die eigenschappen wel bekend, soms zijn de eisen aangescherpt, maar je kunt wel nagaan aan welke eisen ze voldoen. Maar wanneer je bijvoorbeeld koelkasten, autoruiten of kabelhaspels hergebruikt, moet je dit onderzoeken. Met zo’n database kunnen je als ontwerper werken.
Vind je in die database ook de prijzen van afval?
Ja, die vermelden we er ook bij.
Levert het voor opdrachtgevers ook nog een besparing in de bouwkosten op?
Nu nog niet, we bevinden ons nog in een pioniersfase. Een aannemer heeft er nog redelijk veel werk aan om uit te zoeken waar hij bijvoorbeeld hout op een vriendelijke manier kan verduurzamen.
En in de toekomst?
Wanneer op een gegeven moment voldoende kennis beschikbaar is en de toepassing van afvalmaterialen toeneemt, dan wordt het voordeliger. De stortkosten van afval stijgen 6 of 7% per jaar. Wanneer de afnamestroom groter wordt, wordt het steeds interessanter voor de aanbieders. Nu betalen die bedrijven je nog niet voor het afnemen van afvalmateriaal, daar komt misschien verandering in. We hebben eens een studie gemaakt naar de bouw van 24 woningen met parkeergarage in Leidsche Rijn. De opbrengsten van hergebruik van bouwafval waren zo hoog dat je de parkeergarage inclusief fundering gratis kon realiseren.
Hoe reageren aannemers op jullie ontwerpen?
Dat is best een lastig verhaal. Die proberen altijd nieuwe materialen te gebruiken. We werken met een aannemer, die het wel een uitdaging vindt. Die komt zelf met materialen, bijvoorbeeld het isolatiemateriaal voor de Villa Welpeloo in de Enschedese wijk Roombeek, dat is het piepschuim stansafval afkomstig uit de caravanindustrie. We hebben voor dat project ook weer eerst een oogstkaart gemaakt. Kabelhaspels waren ruim voorhanden. Die worden door onze aannemer gedemonteerd. Het vurenhout van de binnenste ton wordt gediffuseerd en toegepast als gevelbekleding. Voor de vloer betrekken we balken hout van een bedrijf in sloopmaterialen. We hergebruiken enkel glas voor gevelbekleding en de serre. De staalconstructie is afkomstig van een paternoster textiellift. We hebben de profielen uit die textiellift ingemeten. Het bleek dat enkele profielen uit de oogst slechts 15 cm te kort waren. Het toeval speelt een prettige rol in het ontwerp. Doordat wij geen netwerk in Enschede hebben is het een iets statischer ontwerpproces geweest dan normaal bij onze projecten. We hebben tijdens het proces niet kunnen reageren op de sloop in de omgeving.
Hoe reageert de welstand van Enschede?
Die zijn zeer te spreken. We gebruiken niet heel erg experimentele materialen, alleen de bron waar we het vandaan halen is bijzonder. We hadden daarom geen problemen qua regelgeving. Ook voor de snelheid hebben hiervoor gekozen. Bijna de helft van de materialen is nieuw.
Villa Welpeloo wordt erg fraai, hoe belangrijk is schoonheid voor jullie?
Wat we maken moet ook mooi zijn. Veel materialen vinden architecten lelijk, en worden daarom niet toegepast. Door de manier waarmee wij met materialen werken zijn wij erachter gekomen dat schoonheid te maken heeft met de schaal waarin je materialen toepast. Je moet de juiste schaal bij het materiaal vinden. RVS aanrechtbladen kun je bijvoorbeeld wel op een groot vlak toepassen, dan wordt het materiaal belangrijker dan de voormalige functie. Andere dingen moet je juist verzagen in een kleinere maat om het toe te kunnen passen. Het aardigste is als de mensen niet direct herkennen wat het geweest is, zoals bij het Miele Ruimtestation.
Jullie doen er alles aan om hergebruik te propageren. Is het mogelijk dat het toch niet van de grond komt?
Ja, dat is mogelijk, bijvoorbeeld wanneer de zonne-energie zo goedkoop wordt dat het niet meer uitmaakt hoeveel energie je gebruikt om iets te bouwen. De economische en energetische motivatie ontbreekt dan. Het wordt dan een elitaire aangelegenheid, wat ook prima is. Het levert immers een rijker en diverser architectuurbeeld op.
Zou je kunnen terugkeren tot het conventionele materiaalgebruik?
Nee, dat geloof ik niet, het is voor ons een manier van denken geworden, daar kan je niet mee breken.
Geef je het tot 2012 de tijd?
Dat is onze deadline. We hebben met elkaar afgesproken om in ieder geval tot 2012 samen te werken aan het propageren van een structurele toepassing van hergebruikte materialen in de bouw. Als onze werkmethodiek dan nog niet breed navolging vindt gaan we ons ergens anders op richten. De interesse voor ons werk is in de afgelopen vier jaar sterk toegenomen. Dat is veelbelovend.
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL 7 2006. In 2012 is de naam 2012 Architecten gewijzigd in Superuse Studios.
Op de foto: Jan Jongert. Foto Roel Dijkstra Fotografie
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.