Verschillende plaatsen langs de Utrechtse Vecht zijn of worden uitgebreid met ‘nieuwe dorpen’, nieuwbouwwijken waar het ‘Vechts bouwen’ de leidraad vormt. Bij de historische kern van Loenen aan de Vecht verrijst het wijkje Cronenburgh. Door zijn dorpse eenvoud en ambachtelijke kwaliteit steekt het de andere wijken naar de kroon. Daarbij was een strakke regie onontbeerlijk.
Het Vechts bouwen is onderdeel van de Vechtvisie, waarin is omschreven hoe woningontwikkeling in de Vechtstreek met behoud van identiteit kan worden uitgevoerd. Een studie naar de verschijningsvorm van de uitbreidingswijk Op Buuren bij Maarssen werd op initiatief van de Vechtplassencommissie uitgevoerd door Landscape Architects for Sale (La4sale).
De bestaande bebouwing in het Vecht en Plassengebied werd onderzocht aan de hand van typische ‘korrels’, de verschillende soorten behuizing, zoals woonboten, villa’s, boerderijen, buitens en landgoederen, en incidentele korrels als kastelen, forten, fabrieken en bunkers. Het type korrel wordt onder meer bepaald door het kaveloppervlak, het bebouwingspercentage en de beplanting. Omdat elk dorp langs de Vecht wezenlijke kenmerken heeft, heeft La4Sale ook van de huizen het DNA vastgesteld, een streepjescode voor kavelbreedte en -diepte en het soort huis dat erop staat.
In Op Buuren in Maarssen zijn de kenmerken van het Vechts bouwen en die van de traditionele grachtbebouwing geïnspireerd op de ‘Gouden Bocht’ in Amsterdam echter gestapeld tot een bijna stedelijk geheel met een hogere dichtheid en een grotere bouwhoogte dan je van een dorp mag verwachten. Hoewel de architectuur zorgvuldig is uitgevoerd, heeft de wijk als geheel een bijna Italiaanse uitstraling, die in de omgeving van de Vecht alleen de afzonderlijke buitenplaatsen, en niet hele dorpskernen, eigen is. De voornamelijk historiserende architectuur is afgewisseld met moderne gebouwen, onder meer van DOK architecten, die aan zeggingskracht het nodige ontberen. In Cronenburgh is dat een slagje anders.
Dorps karakter
Cronenburgh ligt verder naar het noorden en op enige afstand van de Vecht, tegen de zuidwestkant van het dorp Loenen aan de Vecht. Het dorp had behoefte aan nieuwe woningen voor eigen inwoners, maar kan ook nieuwelingen goed gebruiken. De nieuwe wijk wordt omringd door weilanden, die zich uitstrekken tot het Merwedekanaal en de A2, en ontleent haar naam aan een gelijknamig landhuis uit 1925 even ten zuiden van de nieuwe wijk.
In opdracht van de gemeente, Proper Stok en Synchroon heeft West8 het stedenbouwkundige plan opgesteld en een strakke regie gevoerd ten aanzien van de beoogde bebouwing. Voor de opzet en de invulling heeft West8 niet zo zeer naar de Vechtstrook gekeken, als wel naar de bestaande, organisch gegroeide dorpskern van Loenen aan de Vecht. Net als in de andere Vechtdorpen dateert de uiteenlopende, veelal monumentale bebouwing uit verschillende perioden, en verschilt zij sterk in bouwstijl, hoogte en rooilijn, waarbij hoofdzakelijk baksteen is gebruikt, hier en daar afgewisseld met pleisterwerk. Specifiek voor de kleinschalige dorpskern van Loenen zijn de sterk variërende bebouwingstypen, gescheiden door hofjes, gesloten tuinmuren en smalle, met klinkers beklede straatjes.
Brinken, straten en steegjes
Cronenburgh is ontwikkeld op basis van een dorps stedenbouwkundig plan. Het project wordt in drie fasen ontwikkeld. De huizen van deelplannen een en twee zijn grotendeels tussen 2006 en 2009 opgeleverd. De 89 eengezinswoningen van het derde en laatste deel, een mix van huur- en koopwoningen, (half)vrijstaande herenhuizen en villa’s, is nog in aanbouw. In totaal omvat de wijk ruim 200 woningen. De kern wordt gevormd door twee dorps ogende, groene brinken met een schakering van vrijstaande en geschakelde woningen er omheen, met hier een daar een groter kavel met een tweelaagse invulling of juist een regulier kavel met hoger opgaande bebouwing. Vanaf de Rijksstraatweg geeft een ‘oprijlaan’ langs een ‘nieuwe buitenplaats’ toegang tot de wijk. Deze hoofdas is gericht op een theekoepel aan de overkant van de Vecht en komt uit op de groene brink. De hoofdstructuur bestaat verder uit drie straten die georiënteerd zijn op de kerktoren van het dorp.
Het stedenbouwkundig plan voorziet in veel steegjes naar de achtererven, doorkijkjes naar de groene weilanden achter het wijkje en op stedenbouwkundige blikvangers in de wijk. Het meest opvallende baken in de wijk is de torenwoning, ontworpen en bewoond door architect Jules Zwijsen. De woning rijst boven de wijk uit en is een opvallende antracietgrijze verschijning met een glazen uitzichtpunt. Zonder enig disrespect neemt deze woning de oriënterende rol op zich van een bescheiden dorpskerkje.
Geen kavel is gelijk
De kracht van het plan zit hem in het feit dat geen kavel gelijk is en geen pand hetzelfde. Voor de 112 verschillende kavels is een atlas opgesteld, waarin van elke kavel de vorm is vastgelegd, en het volume en de situering van de bebouwing. Zo zijn de bedachte doorkijkjes gegarandeerd en worden ze niet door (te) grote schuren of andere bebouwing op de achtererven belemmerd. Per kavel is een paspoort opgesteld, waaraan de architectonische invulling moet voldoen. Niet alleen (nok)hoogte en breedte, rooilijn, kaprichting en het aantal bouwlagen zijn daarin vastgelegd, maar ook of en hoe er een garage of schuur bijgebouwd mag worden. Een dorp, zo ondervond West8, zit vol vreemde karakters, zoals een inwoner die een achterhuis had laten bouwen voor zijn drie minnaressen. Voor elk kavel is bedacht welk karakter daar zou kunnen wonen, ook het kavel met het achterhuis kreeg in de nieuwe wijk een plek.
Varianten op het Hollandse huis
In aansluiting op de kleinschalige dorpskern is gekozen voor de dorpse architectuur van het prototype Hollandse huis, hoewel eerder het raadhuis en de dokterswoning, dan het arbeiderswoninkjes of de pastorie maatgevend zijn geweest. Het betreft grotendeels luxe huizen van stevig formaat en wat bescheidener sociale woningbouw langs de enkele hoofdstraten. Een flink deel van de wijk bestaat uit vrije kavels, die anders dan de naam impliceert, juist strakke restricties meekregen om de beeldkwaliteit van het dorpse karakter te garanderen. De vrijheid van de zelfbouwers zat vooral in de stijl, waardoor een aangename mix is ontstaan van chique herenhuizen met een traditionele uitstraling en moderne varianten op het archetypische Hollandse huis.
De verplichte keuze voor een architect heeft de architectonische kwaliteit ver boven de gemiddelde cataloguswoning en boerderette uitgetild. Daar kwam bij dat ook Rob Hendriks van Welstand en Monumenten Midden-Nederland meekeek en -dacht. Voor de kopers en de architecten zijn workshops georganiseerd, waarbij maquettes van 1:100 volgens het plan werden neergezet. Zo konden de meeste kopers ervaren dat welstand niet alleen om de regeltjes gaat, maar op zoek is naar goede kwaliteit voor de hele wijk en werden ze aangespoord om daarin ook als particulier te investeren.
De uitvoering hield het gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht streng en betrokken in de gaten. Loenen blijft immers een chique Vechtdorp, met de lokale dorpsraad als opdrachtgever. Het heeft geresulteerd in grondige, degelijke bouw.
Het kavelpaspoort en de architectonische restricties golden evenzogoed voor projectontwikkelaars, die meerdere kavels tot hun beschikking hadden. Ook zij hebben elke woning anders laten ontwerpen. Het door ontwikkelaars uitgevoerde gedeelte wordt met verschillende ontwerpen van een aantal architecten aangevuld, waaronder Jo Crépain, AWG, Grosfeld en Nowotny Architecten. Hierdoor komen in de wijk wel repeterende vormen en terugkerende elementen voor, maar die zorgen juist voor een zekere herkenbaarheid en een eigen handschrift van Cronenburgh.
Zo zijn de opvouwbare stalen luiken met geperforeerde print bij een aantal huizen toegepast. De veelal Belgische bureaus waren volgens West8 het best in staat om vanuit hun meer afstandelijke positie een goede abstractie van het Hollandse huis te ontwerpen. Maar de vrije kavels bieden de architectonisch meest interessante huizen.
Van openbaar naar privé
De openbare ruimte is zorgvuldig ingericht. Er zijn nauwelijks lantarenpalen, maar gevellampen of lantaarns aan stalen draden boven de weg. De straten zijn bekleed met een harde, strakke klinker, die voorkomt dat de uitstraling te oubollig wordt. De brinken zijn zorgvuldig ingericht met openbaar groen en houten speeltoestellen. De tuinmuren vormen ogenschijnlijk een harde scheiding tussen openbaar en privé, maar door de toegangshekken, de positionering van de schuren en bijgebouwen en de doorgetrokken bestrating op de opritten krijgt de wijk het aanzien van een verzameling erven. Bij de kavels met woningen aan de straat en tuinen aan het water is een zekere rommeligheid tot stand gebracht die bij ‘achterkanten’ hoort.
De strakke regie van West8 heeft duidelijk zijn vruchten afgeworpen. De restricties per kavel hebben geleid tot een ruimtelijke en architectonische eenheid met een grote gemene deler en bijzondere verschillen. Terecht behoort het tot de 25 projecten, die zijn opgenomen in het jaarboek Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2010. Het is de vraag of het vrijere welstandsbeleid een dergelijke kwaliteit in bestaande wijken en (beschermde) dorpsgezichten kan garanderen. De nieuwe ‘dorpen’ in de Vechtstreek zouden in ieder geval een goed voorbeeld aan Cronenburgh kunnen nemen.