Projectgegevens
Projectteam Monadnock | Job Floris, Sandor Naus, Floris van der Poel |
---|---|
Opdrachtgever | Koninklijke Tichelaar, Makkum |
Adviseur constructie en installaties | Technisch Centrum voor de Keramische Industrie, Velp |
Hoofdaannemer | Bouwgroep Dijkstra Draisma |
Start bouw | Juni 2007 |
Oplevering | April 2008 |
Bruto vloeroppervlakte | 4.340 m2 |
Bruto inhoud | 25.000 m3 |
Bouwsom | € 2.000.000 incl. installaties (€ 300.000), excl. inrichting en BTW |
Inrichtingskosten | € 630.000 excl. BTW |
Leveranciers: | |
Geprofileerde staalplaat gevel en dak | Welmecon, Ens |
Wasserstrich bakstenen | Huwa-Vandersanden, Spijk |
Tekst | Indira van ’t Klooster |
Foto's | Dieuwertje Komen |
‘A bicycleshed is a building; Lincoln Cathedral is a piece of architecture.’ Dat is de openingszin van An outline of European Architecture, het standaardwerk van Nicolaus Pevsner uit 1943. Sinds het postmodernisme zijn intrede deed, zijn de scheidslijnen tussen wat wel en geen architectuur is (of kan zijn) niet meer zo scherp. Ergens in dit schemergebied bevindt zich de bijzondere en evenwichtige uitbreiding van een loods in Makkum.
De fietsenstallingen van Gerrit Rietveld in Utrecht en VMX in Amsterdam beschouwen we wel degelijk als ontwerpopgave, en dat geldt ook voor gemalen, stortplaatsen en sporthallen. Abbé Laugier hield in zijn Essai sur l’architecture in 1752 een pleidooi voor een nieuw rationalisme in de architectuur. In zijn beroemde afbeelding van een primitief huis, inmiddels beter bekend als De Hut van Laugier, legt hij een verband tussen verschijningsvormen in de natuur (boom, takken, bladeren) en de constructieve onderdelen van een eenvoudig (Grieks) huis. Vormen uit de natuur, eenvoud, dat is architectuur. Een loods blijft een loods. Een staalskelet met een dak en muren, daar horen geen oneigenlijke verfraaiingen bij.
Mogelijkheden
Ergens tussen deze twee uitersten bevond Monadnock zich toen het jonge bureau van De Koninklijke Tichelaar Makkum de opdracht kreeg om een bestaande loods uit te breiden. In de loods wordt de keramische productie gedraaid. Kleimachines draaien op volle toeren. In ovens worden de producten gebakken. In de monsterruimte worden proefmodellen en monsters getoond. De opdrachtgever zocht een bijzondere, representatieve uitstraling, die past bij het wereldberoemde keramiekbedrijf Tichelaar, zonder echt de aandacht te willen trekken. Hoe ver strekken dan de ontwerpmogelijkheden op een verder tamelijk onaanzienlijk bedrijventerrein? Hoe ver kan een architect gaan zonder de identiteit van het object, een eenvoudige productieloods, te verloochenen? Frivole opties zoals een uitbundige vormgeving die geen relatie heeft met de functie zijn budgettair meestal uitgesloten.
Verwijzen naar de omgeving leverde in Makkum geen aanknopingspunten op. En Tichelaar wilde geen fratsen. Daarmee viel een gevel van opvallende keramische tegels – toch het handelsmerk van het bedrijf – af. Hout werd terzijde geschoven als te onderhoudsgevoelig. Monadnock restte dus welgeteld twee keuzes: de opdracht opvatten als een eenvoudig gebouw dat geen architectuur hoeft te zijn óf als een functioneel en sober gedecoreerd object dat met enige terughoudendheid is ontworpen.
Breedtematen
Hoewel Monadnock niet meer van de loods heeft willen maken dan het is, is de transformatie aanzienlijk. Ten eerste is het nieuwe loodsencomplex bekleed met opvallende oranje golfplaten, als verwijzing naar de kleur van de kleiobjecten binnenin. Behalve de felgekleurde beplating onderstrepen ook de zwarte bakstenen plint en de sheddaken de onderlinge samenhang. Maar niet alles is in harmonie gebracht. Het oude gebouw bestond uit een lange hal en een smallere, kortere loods die daaraan vast is gebouwd. Bewust zijn de verschillende breedtematen intact gelaten. Daardoor hebben de huidige drie hallen verschillende breedtematen.
Het eindresultaat is een spel van clichés, en ingrepen die deze clichés weerspreken. De loods is opgetrokken uit golfplaat, maar staat op chique baksteen. De oranje kleur benadrukt de monolithische vorm, maar de smalle strook ramen ondermijnt die weer. De traditionele sheddaken geven door de variaties in maat en hoogte het geheel iets speels en eigentijds zonder de samenhang te verbreken. Het ontwerp is het gevolg van een manier van een fijnslijpen tot er niets meer bij of af kan, evenwichtig, maar niet rigide. Zo krijgt dit hele gewone gebouw iets bijzonders, maar wel vanuit een soort nederigheid.