Liever nieuwbouw

Liever nieuwbouw

Inspiratie
Door: Redactie ArchitectuurNL | 12-09-2014

In architectuurkringen wordt steeds meer een lans gebroken voor herbestemmen of – met een  fraaiere term  uit de lineaire algebra – transformeren; het ei van Columbus voor werkgelegenheid.  Uitbreidingslocaties worden schaars. Nieuwbouw lijkt dan ook een aflopende business, gelet op de verzadiging van de markt. Het alternatief, vervangende nieuwbouw, komt in het transformatievocabulaire niet voor. Nieuwbouw wordt überhaupt gedemoniseerd, geassocieerd als zij wordt met  iconische gebouwen die slechts voort lijken te komen  uit de kokers van met een Narcissuscomplex behepte architecten. Transformeren is daarentegen geen ding voor ijdeltuiten.  Nieuwbouw genereert meer materiaalgebruik dan transformatie.  Transformatie is daarom dé duurzame en toekomstige business voor de architect.  Het debat  is sterk gefocust op de Nederlandse markt, in het buitenland komen ondernemende architecten immers niet ver met deze moralistische boodschap. Kennelijk buigt de architectuurdiscussie met de markt mee in een soort ‘dominee en koopman’ dualiteit, die zo tekenend is voor de Nederlandse volksaard.  Hier past een zinspeling op het oude motto van Louis Sullivan:  ‘Concept follows work’.

Nostalgie en iconische moderniteit

Architecten nemen ondertussen in dit debat geen uitgesproken standpunten in, hoezeer de adepten van transformatie en duurzaamheid dat ook propageren. Zij zetten hun kaarten wijselijk niet allemaal in op transformatie.  Bestuurders willen nog wel meedoen, maar projectontwikkelaars laten het in dit domein vaak afweten. De architect opereert dan als een soort Don Quichot die zelf eerst veel tijd en geld moet steken in een beoogd transformatieproject, waarvan een succesvolle afloop uiterst onzeker is. Anderzijds trekken architecten die op de Nederlandse markt opereren, zich wel de kritiek op iconische architectuur aan en komen vervolgens met hybride, zo niet  retro-achtige nieuwbouwconcepten.  Het recent verschenen overzicht van de Nederlandse architectuur na 85, ‘Double Dutch’  schetst een aardig beeld van de omslag in de tijdgeest, die pendelt tussen nostalgie en iconische moderniteit.  Het wordt steeds meer een soort cherry picking  uit stijlen, een cafetariamodel voor architectuur, vergelijkbaar met de politiek.

Kan transformatie werkgelegenheid brengen

Hoe het ook zij, ‘Erst komt das Fressen, dann die Moral’, zo luidt een oude wijsheid van Bertold Brecht.  Een belangrijke vraag voor jonge architecten is dan ook: kan transformatie ons duurzame werkgelegenheid bezorgen?  Mogen jonge architecten hoop putten uit het immense transformatiepotentieel van de Nederlandse markt?  Wie in de cijfers van het Expertteam transformatie werkgelegenheid ziet, zou er haast vrolijk van worden:  de  kantoorleegstand is inmiddels opgelopen tot 8 miljoen m2,  het aantal leegstaande winkelpanden bedraagt 14000 en  het aantal verouderde bedrijfsterreinen 18000 ha.  Niet alleen van nieuwbouw maar ook van erfgoed hebben we te veel met ca. 10000 panden zonder functie, iedere dag een nieuwe boerderij, iedere week twee kerken en iedere maand een klooster.

Krijgen we alle lege gebouwen herbestemd?

De valkuil zit in het ontkennen van de marktrealiteit. De kernvraag is: krijgen we al die lege gebouwen wel herbestemd? Als je niets wil saneren kun je nog zoveel  schuiven met functies maar per saldo – macro bezien – los je er geen centimeter leegstand mee op.  Dat zou je wel kunnen doen door meer oppervlak aan functies toe te kennen (verdunnen), maar de markttrend is eerder andersom. Marktverzadiging leidt tot een snel wisselende vraag naar  producten en diensten van de grillige consument.  Dat dwingt  bedrijven tot een ‘mean and lean’ bedrijfsstrategie, een efficiënte bezettingsgraad van vastgoed met een steeds grotere inzet van flexwerkers.  De virtuele wereld zet de fysieke wereld van plaatsgebonden bestemmingen überhaupt onder druk: iedereen zit achter een schermpje, dus werken kan ook thuis of in een café en bestellen doe je via het internet. De groei van de leegstand is nog lang niet afgelopen. Afgezien van hobbyprojecten biedt transformatie dan ook weinig uitzicht op blijvende werkgelegenheid.

Transformeren duurzamer

Dan dat heilig huisje van de duurzaamheid.  Is transformeren duurzamer dan saneren & vervangende nieuwbouw?  In een verzadigde markt is de marktcourantheid van een product de indicator bij uitstek voor zijn houdbaarheid.  Ik heb hier onderzoek naar gedaan voor woningbouw. Ik bedoel met transformatie dan niet de kosteneffectieve vervanging van componenten, zoals het plaatsen van dubbelglas. Dat is prima, maar een architect verdient er geen stuiver aan.  Ik doel  op transformatie naar eigentijdse woonwensen. Die blijkt nu even kostbaar, zo niet duurder dan vervangende nieuwbouw.  Je moet nogal wat doen om de hokkerige, gehorige en kleine woningen van bijvoorbeeld een 4-laags portieketageflat uit de jaren vijftig  naar hedendaagse woonwensen op te vijzelen, maar nooit haal je integraal het prestatieniveau van nieuwbouw.  Voor de verbetering van de toegankelijkheid wordt soms een galerij aan zo’n flat geknutseld. Een betere oplossing, het plaatsen van liften in de trappenhuizen, is echter weer te kostbaar.  Maar ook zonder die liften staat de  hoogte van de transformatie-investering niet in verhouding tot de terugverdientijd van deze – in wezen incourante – woningproducten.

Milieubelasting

Hoe zit het dan met dat andere argument voor duurzaamheid; het mindere materiaalgebruik bij transformatie. Dat lijkt goed voor de planeet.  Ook hier trap je snel in een valkuil.  De milieubelasting van een gebouw heeft een initiële materiaalcomponent en een energiecomponent tijdens de gebruiksfase. De energiecomponent weegt een stuk zwaarder in milieubelasting dan de materiaalcomponent.  Hier komen we op het terrein van milieuwinst door innovatie.  Door gebruikmaking van de laatste stand der techniek en de integratie van die technieken  in nieuwbouw  kom je sneller en met minder kosten tot energienul gebouwen dan met welke transformatie dan ook.  Ook qua materiaalverspilling is er nauwelijks een argument ten gunste van transformatie te  vinden door de toenemende inzet van recycling. Productiebedrijven profileren zich graag als groen.  Als je bang bent voor Poetin kun je dus maar het beste vervangende nieuwbouw plegen.

Werk aan de winkel voor de jonge architect

Tenslotte nog dit: in de zoektocht naar uniciteit wordt bestaande bouw – hoe jong zij ook is – al snel tot erfgoed verklaard.  Zelfs de stempelarchitectuur van de wederopbouw valt zo’n vermeende promotie tot erfgoed ten deel, terwijl deze stedenbouwkundige eenheidsworst met ver doorgevoerde functiescheiding uit de CIAM periode, het imago van de architectuur toch veel schade heeft berokkend.   Een ander punt is de koppeling van uniciteit aan sfeer. Transformeren beoogt – evenals als iconische architectuur – de uniciteit van een locatie. Of architecten dat nu  met ijdeltuiterij bereiken of leentjebuur spelen bij bestaande bouw, is voor de consument niet zo interessant. Transformeren verdient dan ook geen moreel gelijk.  De vraag is eerder of je voor het creëren van een unieke sfeer nu echt een oude fabriek,  bestaand kantoorpand of een retrostijl nodig hebt. Kun je al dat geld, die tijd en energie niet beter steken in eigentijdse vervangende kwaliteitsnieuwbouw?  In een verzadigde markt verkoop je nieuwe producten alleen als ze beter scoren op kosten en kwaliteit dan hun voorgangers.  Minder transformeren en meer saneren & vervangen van incourante gebouwen door kwaliteitsnieuwbouw leidt uiteindelijk tot meer werk.  Werk aan de winkel dus voor de jonge architect!

Tekst: dr. ir. C.C.A.M. van den Thillart

Foto: Borneohof, Amsterdam 

Lees hier de studie van Van den Thillart  Naar een duurzame vervangingsmarkt

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags: , , , ,

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.