Frankfurt is tegenwoordig een ‘financieel centrum’, met allemaal nare kantoortorens en natuurlijk het hoofdkwartier van de Europese Centrale Bank. Zouden er nog architecten zijn die weten dat Frankfurt ooit een bedevaartsoord was voor volkshuisvesters? Daar gingen zij eind jaren twintig de woonwijken van de toekomst bewonderen. Niet iedereen was even enthousiast. De meer behoudende waarnemers vonden deze demonstratie van het Nieuwe Bouwen veel te radicaal en zij wezen verontwaardigd op ondoordachte en gebrekkige detaillering die onherroepelijk tot problemen moest leiden.
In modernistische kring was men natuurlijk wel enthousiast, de tweede bijeenkomst van de Internationale Congressen voor het Nieuwe Bouwen, beter bekend als de C.I.A.M. (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne), vond plaats in Frankfurt in 1929, met als thema de minimale huurwoning. Architecten dachten toen nog serieus na over de vraag of het mogelijk is om een volwaardige woning te bouwen met een huur die ook voor de minst draagkrachtigen is op te brengen. Na de oorlog was dat in Nederland niet meer nodig, want alle architectonische problemen werden opgelost met vrijwel ongelimiteerde subsidie voor de volkshuisvesting. Het gevolg was dat ontwerpers gemakzuchtig achterover leunden en min of meer gratis wonen de norm werd. Daarom leek het ook ‘logisch’, of in elk geval niet meer dan eerlijk dat kopers de hypotheekrente mochten aftrekken van de belasting. Inmiddels zitten we met de gebakken peren, de woningmarkt is totaal ontwricht door decennia wanbeleid en een oplossing lijkt niet in zicht.
Wie de moeite neemt om nog eens te gaan kijken in Frankfurt wordt geconfronteerd met fascinerende architectuurgeschiedenis. Het gaat om woonwijken die wereldberoemd zijn in de vakliteratuur, maar die inmiddels bijna een eeuw bewoond worden door huurders die daar geen boodschap aan hebben. Anders dan in Berlijn, waar de woningbouw van Bruno Taut keurig gerestaureerd is, met als resultaat een Unesco status, heeft men in Frankfurt de revolutionaire architectuur van toen gewoon doorgeëxploiteerd. Er zitten kunststof kozijnen in, tal van details zijn niet meer origineel, en de kleine eengezinshuizen waren blijkbaar niet echt minimaal, met name de wijk Römerstadt wordt nu bewoond door middenstand. Toch resteert er wel iets van het elan dat het Nieuwe Bouwen kenmerkte. Alleen architectuurhistorici zien met enige goede wil het oorspronkelijke beeld door hun oogharen maar de verstilde buurtjes met hun verschraalde detaillering worden toch nog gekenmerkt door een onmiskenbare frisheid die geheel ontbreekt in hedendaagse Nederlandse woningbouw. Ondanks alles is ‘das neue Frankfurt’ niet echt banaal geworden.
Siedlung Westhausen herinnert aan het radicalisme dat zich tenslotte ook in de stedenbouw kon manifesteren en hier is wel degelijk sprake van minimale volkshuisvesting. De korte strookjes met duplexwoningen staan strak in het gelid, de openbare ruimte heeft een sober, zo niet Spartaans karakter maar biedt op mooie dagen wel de mogelijkheid om samen met de buren buiten te verpozen. Nederlandse woningbouwcorporaties bouwen in feite veel te dure woningen, die voor velen alleen dankzij de huursubsidie betaalbaar zijn. Westhausen laat zien dat het ook anders kan. De meest wonderlijke wijk in Frankfurt is misschien wel de Heimatsiedlung, het enige uitgevoerde deel van Riedhof-West, met een soort strokenverkaveling die doet denken aan traditionele straten. De architectuur is mishandeld door woningboeren zonder enig oog voor de subtiliteit van het ontwerp, maar de grote lijnen van de lange stroken zijn nog herkenbaar, terwijl het experimentele karakter van het stedenbouwkundig ontwerp werkelijk verrast. Daarbij vergeleken zijn de verkavelingen in onze Vinexwijken met hun benauwde straatjes en door schuttingen verziekte achtertuinen gewoon armoedig. De Nederlandse woningbouw wordt geteisterd door een volstrekt gebrek aan innovatie en beeldend vermogen, maar nog erger is het failliet van de stedenbouw. Zelfs de Amsterdamse wijk Bos en Lommer, die destijds werd beschouwd als een dramatische mislukking, maakt nu met haar revolutionaire strokenbouw een aangename indruk vergeleken bij de lafhartige oplossingen in nieuwbouwwijken. Bos en Lommer is ontdekt door een slimme voorhoede op de Amsterdamse woningmarkt. Het is grootsteeds, betaalbaar en niet zo gruwelijk burgerlijk als de troep die hedendaagse architecten en stedenbouwers ons leveren.
Vincent van Rossem
architectuurhistoricus
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.