Zijn belangrijkste drijfveer om architect te worden, was dat hij de wereld niet mooi vond en dat vindt hij nog steeds. Sterker nog: als hij om zich heenkijkt, is de wereld lelijker dan ooit. De gebouwde omgeving wordt gedomineerd door fascinatie, lompheid en grofheid. Hij doet het anders: verfijnder, kunstzinniger, menselijker. Daarom kiest hij voor een antroposofische benadering van het vak. Yaike Dunselman is de vijftiende kandidaat in de interviewestafette. In de vorige editie werd hij uitgenodigd door Thomas Rau.
Het bureau moest een naam dragen die niet naar henzelf verwees, maar naar de onderliggende filosofie – bouwen naar menselijke maat – en bovendien bruikbaar was in Nederland en Duitsland. Het werd negen graden architectuur, naar de tekening van Leonardo da Vinci waarin hij de mens in de gulden snede verhouding in een vijfster in een cirkel plaatst. De hoeken van die ster zijn altijd een veelvoud van negen graden. Een bureaunaam met een knipoog dus, verklaart architect Yaike Dunselman de oorsprong van de naam.
Dunselman leerde het vak in Duitsland waar hij in de jaren negentig architectuur studeerde aan een antroposofische opleiding. Hij ging erheen omdat hij de kunstzinnige kant van het vak wilde leren begrijpen en daarvoor was in Delft te weinig ruimte. Na zijn studie werkte hij voor verschillende bureaus en in 2003 begon hij met een Duitse studiegenoot een eigen onderneming. Vrijwel direct won het tweetal een prijsvraag voor een woonzorgproject voor gehandicapten en dat was het begin van het Nederlandse avontuur. In 2004 deden ze mee aan een prijsvraag voor een school in Duitsland en ook daar kwamen ze als winnaars uit de bus. Dat was het begin van hun kantoor in het Duitse Oldenburg. Een vliegende start zogezegd. Zijn belangrijkste drijfveer om architect te worden, was dat hij de wereld niet mooi vond en dat vindt hij eigenlijk nog steeds. ‘We leven in een ongelofelijke welvaart, we hebben het beter dan ooit, maar als ik om me heen kijk, dan is de wereld nog nooit zo lelijk geweest. Echt bizar. Het overgrote deel van de gebouwde omgeving wordt gedomineerd door fascinatie, lompheid en grofheid. Ik wilde het anders doen: verfijnder, kunstzinniger, menselijker en niet gedomineerd door minimalisme en industrie. Daarom koos ik voor een antroposofische benadering van het vak.
In Duitsland leerde ik dat het bij architectuur ook over kunstzinnige vaardigheden gaat. Dat is een basis waar je je hele leven mee verder kunt. Wat de kunstzinnige component van architectuur is? De mens in wat je vormgeeft centraal stellen. We nemen de omgeving waar en wat we waarnemen heeft invloed op ons gevoel van welbevinden. Een bewustzijn ontwikkelen van hoe die vormgeving op ons inwerkt en hoe je daar als architect goed mee kunt omgaan, is een essentieel deel van het vak.’
Of zoals op jullie website staat: wij vertegenwoordigen een organische, functionele, ecologische en moderne architectuur waarin de gezondheid van de mens centraal staat?
Precies. Als ik een gebouw zie, onderga ik zwaartekracht, beweging, richting, evenwicht en proportie. Al die elementen neem ik waar. Voel ik lichamelijk. Als iets uit evenwicht is, dan voel je dat direct en probeer je het te herstellen. Het heeft dus invloed op het fysieke lichaam. Dat geldt ook voor het gevoelsmatige: de kleur, de stemming, het licht. Dat kan je ondersteunen of juist tegenwerken. Daar komt bij dat aan gebouwen intenties ten grondslag liggen. Wie een gebouw waarneemt, verbindt zich met de intenties van de vormgever en ook dát beïnvloedt je denken en gevoel voor waarheid. Architectuur beïnvloedt dus onze fysieke, psychische en gevoelsmatige gezondheid. Breder gezegd is de vormgegeven wereld een organisme buiten het organisme mens dat ons beïnvloedt. De indruk van een gebouw bepaalt dus hoe we ons voelen. Als ik over de snelweg langs de perifere bebouwing rijd, komt er bijna uitsluitend lompe brutaliteit op me af. Die waarneming boots je als mens onbewust na. Hoe kan je dan van mensen verwachten dat ze respectvol met de ander en de omgeving omgaan als gebouwen dat niet doen? Ik denk dat het daar begint en daarover gaat volgens mij ook de vraag van Thomas Rau: welk mensbeeld is voor Yaike Dunselman vertrekpunt van architectuur?
En wat is jouw mensbeeld?
Als ik naar architectuur kijk, dan vraag ik me vaak af of ‘de mens’ een vertrekpunt voor het ontwerp was. Gebouwen worden zo vaak gedomineerd door programma’s, fysieke behoeftes, prefabricage en stramienen. Het lijkt er op of industrie bepaalt wat we doen. Vreemd, als mens kunnen we toch zelf bepalen wat het vertrekpunt van onze vormgeving is en hoe we de wereld willen inrichten? In mijn optiek is de mens altijd beginpunt. Maak jezelf ervan bewust wie je bent, hoe je waarneemt, wat op je inwerkt en hoe je als mens je verbinding met de wereld kunt maken. Dat is ook een punt van duurzaamheid: hoe wij als mens verantwoording nemen voor de manier waarop we ons verbinden met deze aarde. Hoe je je kunt verbinden met architectuur? Wij hebben als mens een kunstzinnige kwaliteit aan boord die ons in staat stelt goed doorgevormde, liefdevolle, individuele gebouwen te creëren. Daarmee kan een mens zich veel beter verbinden, dan met geprefabriceerde standaardproducten. Die zijn anoniem, staan verder van je af. Het prefab product is niet ingegeven door de mens, maar door fabrieksmatige wetmatigheden. Daarover maak ik me best zorgen. Gaat het vakmanschap niet verloren in de wereld van de opleidingen? Waarom zouden we ons laten domineren door prefab, fabrieksmatige processen en het overheersende belang van geld? Waarom vinden we het niet meer belangrijk dat een vakkundige metselaar een mooie muur metselt? Daar kan je van genieten omdat een vakman zich er liefdevol mee verbond. Dat is volgens mij ook het geheim van de jaren-dertigwoningen. Kennelijk is er een enorme behoefte aan verbinding met vakmanschap. Helaas is het enige antwoord dat de sector daar op geeft de retrowoningen die hooguit het beeld van de jaren dertig oproepen.
Jullie stellen dat duurzaamheid ook gaat over de levensduur van een gebouw; Willen jullie dan monumenten voor de eeuwigheid oprichten?
Eeuwigheid is wel een heel verre horizon, maar je kunt als architect wel iets ondernemen om de aandrang tot slopen te minimaliseren. Thomas Rau ziet gebouwen liefst als materiaaldepots voor tijdelijke materiaalopslag. Als het gebouw niet meer nodig is, haal je het materiaal eruit en verwerk je het in een ander ontwerp. Een interessante gedachte, Rau stopt veel energie in deze filosofie en dat bewonder ik zeer. Toch richt ik mij op iets anders. Ik stop mijn energie liever in gebouwontwerpen waarmee mensen zich als vanzelf kunnen verbinden. Dan heb je het over waardecreatie en dat staat haaks op al die vluchtige rommel langs de snelweg die in een decennium al achterhaald is. Ik hoop dat we met de zorg en de tijd die we in onze architectuur en vormgeving steken een verbinding met de mensen kunnen aangaan waardoor ze gebouwen willen behouden. Wat ik me daarnaast afvraag, is of de jeugd wel zit te wachten op het bouwmateriaal dat we nu in al die depots stoppen. Je scheept ze ook op met een erfenis waar ze niet om vroegen. Waar het in onze filosofie om gaat, is definitief stoppen met liefdeloze dozen samenstellen en overgaan naar liefdevolle, menselijke architectuur. Dat staat los van het feit dat nadenken over hergebruik zinvol is.
Wat spreekt jou zo aan in het gedachtegoed van Rudolf Steiner? Schoonheid. De ervaring dat je buiten jezelf iets waarneemt wat je innerlijk begrijpt, als waarheid voelt en beleeft. Mijn inspiratie ligt nadrukkelijk in antroposofie, in wat Steiner over de wereld dacht. Alles wat het leven bepaalt draagt bepaalde wetmatigheden in zich die je kunt waarnemen. Een aspect daarvan is dat al het leven bestaat uit polaire kwaliteiten. Je hebt altijd een binnen- en buitenkant, een boven en onder, een rond en recht, dag en nacht, inademen en uitademen. Gezondheid en leven bevindt zich altijd tussen die polaire kwaliteiten. Als vormgever begeef ik me altijd in dat evenwichtsgebied. Zodra het eenzijdig wordt, alleen buitenkant, wordt het fascinatie. Dan ontstaat een disbalans. Die lijkt op korte termijn interessant, opvallend en scoort heel goed, maar is per definitie ongezond. Dat bewustzijn – ontwerpen bij de gratie van polaire kwaliteiten – bepaalt hoe ik de materie benader. Daar wil ik aan toevoegen dat antroposofische architectuur niet gaat over recht, scheef, rond of krom. Waar het om gaat, is of de vormgeving van een gebouw iets te maken heeft met dat wat erin plaatsvindt of de mensen die er in zijn. Dat is het uitgangspunt en dat geeft een onschatbare rijkdom aan vormmogelijkheden. Neem een kraai. Je ziet toch ook geen zwarte doos door de lucht vliegen, maar een functioneel gevormd dier in proportie en kleur. Dat is ook je taak als architect: een bewustzijn ontwikkelen om je scheppende krachten in te zetten om vormen te ontwikkelen die functioneel en vanzelfsprekend zijn als die van een kraai.
Even wat anders. Als jij het voor het zeggen had in Den Haag, wat was dan je eerste beleidsdaad?
Ik zou het toejuichen als we meer verantwoordelijkheid kregen om onze leefomgeving vorm te geven: meer ruimte, meer mogelijkheden, meer zelfstandigheid en meer mét elkaar. We zitten muurvast in grondprijzen, grote woningbouwcorporaties, ontwikkelaars en regelgeving. Vooral dat laatste is dramatisch om maar te zwijgen over de controle op naleving van die regels. Het is hier soms net de DDR; allemaal controle, allemaal angst, daarmee gaat zoveel energie verloren. En worden we er beter van? Waar worden we als mens gestimuleerd om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen om iets goeds, duurzaams en ecologisch neer te zetten? Neem duurzaamheid, een gezonde leefomgeving, energie besparen. Onze ruimtes worden veel te eenzijdig gedomineerd door techniek en machines. Dat vind ik vreselijk. Het lijkt erop of we de huidige bouwvraagstukken niet zonder techniek kunnen oplossen. En waarom? Techniek staat veel te vaak op gespannen voet met welbevinden. Ik zou dus pleiten voor meer vrijheid en verantwoordelijkheid. Yaike Dunselman (1972) studeerde Architectuur aan de Alanus Hochschule für Kunst und Gesellschaft bij Bonn. Na enkele jaren op diverse architectenbureaus te hebben gewerkt, richtte hij in 2003 hij samen met Lars Frerichs het architectenbureau negen graden architectuur in Amersfoort op. In 2004 won het bureau een ontwerpwedstrijd voor de nieuwbouw van een schoolgebouw in Wattenscheid (D) en startte een tweede vestiging in Oldenburg. Een groot deel van het opdrachtenpakket bestaat uit supermarkten en woonzorgprojecten. Op dit moment werkt het bureau aan de renovatie van het openbare gedeelte van het Goetheanum in Dornach (CH).
Tot slot. Wie van de oudere generatie ga ik interviewen en wat wil je dat ik ga vragen?
Mijn insteek is de mens en zijn gezondheid en hoe je daar met vormgeving aan kunt bijdragen. Een oudere architect die z’n hele leven bezig is met een gezond binnenklimaat is Rens Pijnenborg. Ik zou het interessant vinden als je met hem doorgaat op de vraag welk spanningsveld hij ervaart na 35 jaar werken en denken over binnenklimaat in relatie tot regelgeving en techniek.
Yaike Dunselman (1972) studeerde Architectuur aan de Alanus Hochschule für Kunst und Gesellschaft bij Bonn. Na enkele jaren op diverse architectenbureaus te hebben gewerkt, richtte hij in 2003 hij samen met Lars Frerichs het architectenbureau negen graden architectuur in Amersfoort op. In 2004 won het bureau een ontwerpwedstrijd voor de nieuwbouw van een schoolgebouw in Wattenscheid (D) en startte een tweede vestiging in Oldenburg. Een groot deel van het opdrachtenpakket bestaat uit supermarkten en woonzorgprojecten. Op dit moment werkt het bureau aan de renovatie van het openbare gedeelte van het Goetheanum in Dornach (CH).
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Martin Wengelaar
Dit artikel werd gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 7 van 2015
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.