De Trombewand kreeg nooit vaste voet aan de grond als het ging om duurzaam ontwerpen, maar werd door Peter van Assche van bureau SLA toch toegepast in het natuur- en milieu educatiecentrum in Amsterdam-Noord. Behalve dat de wand goed werkt, past het bij zijn ontwerpidee het gebouw als lesmateriaal te laten fungeren: alle duurzaamheidsmaatregelen in het NME zijn namelijk zichtbaar én beleefbaar.
Het nieuwe natuur- en milieu educatiecentrum (NME) in Amsterdam-Noord vervangt twee noodlokalen die op dezelfde locatie stonden. Het gebouwtje is energieneutraal en dat is volgens architect Peter van Assche een oninteressant gegeven. ‘Het niet of in geringe mate verbruiken van fossiele brandstoffen is een vanzelfsprekende eigenschap van ieder nieuw gebouw. Althans, dat zou zo moeten zijn. Wat de energiehuishouding van het nieuwe gebouwtje voor mij zo interessant maakt, is dat de duurzaamheid zichtbaar, voelbaar en beleefbaar is.’
Trombewanden
Een heel aardig voorbeeld van zichtbare duurzaamheid, zijn de acht donkere betonnen platen die aan de zuidkant tegen de gevel zitten. Voor elke betonplaat is een grote glasplaat gemonteerd met bovenin een smal houten klapraam. Dit zijn de zogenoemde Trombewanden, een uitvinding van de Franse ingenieur Felix Trombe (1906–1985), die deze passieve zonne-opwarmers in de jaren ’60 perfectioneerde. Het idee van de wand is niet van Van Assche, maar van zijn duurzaamheidadviseur Jan Piet van der Weele. ‘Hij kende het principe en had het altijd al eens in de praktijk willen toepassen. Ik was direct enthousiast, want met de wand maak je duurzaamheid zichtbaar. Je hebt direct een verhaal dat past bij het idee ‘gebouw als lesmateriaal’, zegt Van Assche. De donkere betonnen plaat in de Trombewand warmt door zonlicht op en accumuleert door zijn massa de warmte. Om het oppervlak te vergroten, bedacht Van Assche een patroon van verdiepte halve bollen. Het patroon is brailleschrift en bevat regels uit Nederlandse natuurpoëzie. Wie braille begrijpt, leest er de eerste regel uit Gorters gedicht Mei, maar ook ‘In een groen, groen, knollenland’.
Natuurlijke trek
In de ruimte tussen de glazen plaat en het warme beton wordt door natuurlijke trek frisse ventilatielucht geleid, zodat ook die opwarmt. Het klapraam zorgt ervoor dat de frisse, voorverwarmde ventilatielucht in het klaslokaal komt. In de warme maanden van het jaar staat het klapraam dicht en kunnen andere delen van de gevel open. Hoe goed de wand in de praktijk werkt is lastig kwantificeerbaar, zegt Van Assche, maar de bijdrage aan een duurzaam binnenklimaat is in elk geval niet negatief. ‘Vorige week bijvoorbeeld, functioneerde hij perfect. Het was niet koud genoeg om te stoken, maar binnen net niet warm genoeg om je prettig te voelen. Als je het raam bovenin dan openzet, voel je heel goed dat de instromende lucht de temperatuur in het lokaal net even prettiger maakt.’ Overigens kreeg de Trombewand nooit vaste voet aan de grond binnen duurzaam bouwen. Ook de dakvorm is een voorbeeld van zichtbare duurzaamheid. Het lesgebouwtje staat, midden op de schooltuin, op een voorgeschreven rechthoekige kavel van ongeveer 9 bij 18 meter. De locatie was precies goed: bij de entree van het terrein en goed georiënteerd op de tuinen. Alleen, de lange gevel lag nét niet op het zuiden. Door de nok van het dak oost-west te leggen, kwam het dakvlak recht op het zuiden – optimaal voor de zonnepanelen – en kreeg het gebouwtje zijn karakteristieke vorm. Bijkomend voordeel is dat het dak tot bijna op de grond komt, zodat ook kleinere kinderen de zonnepanelen goed kunnen zien. De entree van het natuurcentrum zit in het midden van de lange gevel. Het gebouw is vrijwel puntsymmetrisch, in volume, indeling en gevels. Op de begane grond liggen de klaslokalen en op de eerste verdieping zijn twee identieke ruimten die als kantoor en kantine dienen. Door de glazen entree heen kijk je recht naar de schooltuinen die erachter liggen. De langsgevels bestaan van boven tot onder uit raamkozijnen van een meter breed. Te openen ramen zijn aangebracht achter wit gelakte houten panelen.
Patroon
Het dak en de kopgevels liet de architect bekleden met houten latten. ‘Niet bedoeld als waterkering, maar om de bitumen dakbedekking aan het zicht te onttrekken. Ook de zonnepanelen worden op die manier vanzelfsprekend in het dakvlak opgenomen. Meestal liggen panelen er bovenop en dat is bepaald niet mooi.’ In de meeste gebouwen met houten bekleding loopt het patroon uitsluitend horizontaal of verticaal en dat is volgens Van Assche een gemiste kans. ‘Juist doordat het hout van dit gebouwtje een puur decoratief element is, zag ik veel meer mogelijkheden. Vergelijk het maar met houten vloeren. Voor dit materiaal zijn tal van legpatronen voorhanden met fraaie namen als visgraat, blokmotief, tot Hongaarse Punt of Versailles. Ik heb gevarieerd op dit soort patronen. In het Natuurcentrum ligt de houten gevelbekleding in een blokmotief van telkens drie planken, waarvan de maatvoering is afgestemd op de zonnepanelen. Als finishing touch zijn op de kopgevels design-vogelhuisjes aangebracht: twintig voor gierzwaluwen en één voor een vleermuis.’
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Filip Dujardin
Dit artikel werd gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 7 van 2015
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.