Edwin Gardner en Christiaan Fruneaux onderzoeken mogelijke nieuwe werkelijkheden. Dan is hokjesdenken een belemmering. Studio Monnik noemen zichzelf dan ook geen ontwerp-, advies- of onderzoeksbureau, maar toekomstdenkers. ArchitectuurNL wil weten hoe architecten zich beter kunnen voorbereiden op de toekomst, maar krijgt meteen een tik op de vingers: ‘Architecten moeten in het post-antropoceen meer ruimte geven aan wat níet gecontroleerd kan worden.’
Vooruitzicht van Studio Monnik voor de komende decennia: De mens wordt steeds minder een productieve factor in een productieproces waarin automatisering en robots veel werk over zullen nemen. Dit leidt in eerste instantie tot toenemende werkeloosheid in het middenkader, en uiteindelijk tot een systeemcrash. In diezelfde tijd verandert onze huidige – op bezit gerichte maatschappij (ik heb) – geleidelijk in een samenleving die gericht is op authenticiteit en narratieven (ik ben). ‘Werkelijkheid’ en ‘mensheid’ zijn speculatieve begrippen geworden, doordat kunstmatige intelligentie en trans-humane technologie onze huidige denkkracht en fysieke beperkingen steeds verder zullen oprekken in een toenemend subjectieve wereld die is opgebouwd op steeds persoonlijker ervaringen
Drie observaties
1. Dapper, dat Studio Monnik (relatief) concrete uitspraken doet over de toekomst. 2. Interessant, dat deze voorspellingen niet bijzonder ideologisch of ethisch gekleurd zijn. 3. De steeds minder productieve mens – in bovenstaande voorspelling – omvat dus ook de architect.
Functies vervagen
Om een beeld te krijgen van de rol van architecten binnen dit toekomstperspectief, moeten we allereerst weten waar mensen in 2030 zullen wonen, werken, leven. ‘De grenzen tussen vakdisciplines, programma en gebruikers zullen verder vervagen’, aldus Studio Monnik. ‘In een niet al te verre toekomst betekent dat voor architecten dat zij rekening moeten houden met onderwijs dat zich niet op school afspeelt, zorg die niet in ziekenhuizen wordt gegeven en sociale interactie die niet via woningbouw of openbare ruimte wordt gegarandeerd’, aldus Monnik. Ontwerpen zij dan nog wel gebouwen? ‘Misschien wel’, zegt Studio Monnik, ‘maar die gebouwen hebben dan minder sterk bepaalde functies.’ Denk aan het programma dat Schipper Bosch ontwikkelt in De Nieuwe Stad in Amersfoort – als bureau was Studio Monnik betrokken in de brainstormfase van dit project. Het parkeergebouw naar ontwerp van Barend Koolhaas kan in de toekomst tot woningbouw worden omgewerkt.
Evenwichtige verdeling van bezit
Dat is een valkuil van toekomst voorspellen: hoe concreter het wordt, hoe groter de open deur. ‘Daarom is het belangrijk niet te snel concreet te worden, maar eerst de scenario’s zover mogelijk door te denken. In dit geval realiseren we ons dan dat denken in termen van fluïde ruimtelijke programma’s te klein gedacht is. Belangrijker vragen zijn: hoe kunnen we waarde toevoegen aan die programmatische functies en welke kaders moeten daarbij leidend zijn?’ Voor Studio Monnik is een toekomst die duurzaam en inclusief is vanzelfsprekend. Welke indicatoren en gebeurtenissen kunnen dan een rol spelen? ‘Voorbeeld: bij een inclusieve, rechtvaardige stad hoort ook een eerlijke en evenwichtige verdeling van bezit. Het herzien van het erfrecht, dat al eeuwenlang reguleert dat bezit blijft waar het is, zou een enorme omwenteling van rijkdom en invloed tot gevolg hebben.’ Daarmee is het spectrum – dat begon vanuit flexibele programmering van gebouwen – door middel van speculatieve scenario’s aangevuld met een potentieel nieuw areaal aan opdrachtgevers na een herverdeling van bezit. Dit is precies de bedoeling van het World Tree Model – vanuit uiteenlopende historische en wetenschappelijke vertrekpunten en aandachtsvelden ruimte bieden aan speculatieve toekomstmodellen op maat.
World Tree Model
Het World Tree Model brengt in beeld (Gardner is immers architect) hoe vanuit het verleden (Fruneaux is immers historicus) maatschappij, innovatie en welbevinden zich tot elkaar verhouden en zouden kunnen ontwikkelen. Met een knipoog naar het World 3 Model waarmee de Club van Rome in 1972 de grenzen aan de groei onder de aandacht bracht, is de mensheid onderverdeeld in tijdvakken en kennisvelden. Het model van Studio Monnik is een selectieve, maar niet willekeurige, verzameling gebeurtenissen, die de discussie op scherp zet. Precies dat maakt het tot een krachtig speculatief instrument (zie de voorspelling aan het begin van dit stuk). ‘Dit model onderscheidt ons van futuristen, trendwatchers, doemdenkers en technologie goeroes. Het stelt ons in staat om ons op een positieve manier te verhouden tot het heden, en alle krachten die nu spelen te extrapoleren naar toekomstscenario’s voor verschillende vakgebieden. Door die scenario’s om te zetten in verhalen kunnen we mogelijkheden onderzoeken vanuit heel veel verschillende wereldbeelden.’
Encyclopedie Amsterdam 2089
Om speculaties te kunnen testen, is het belangrijk af en toe een scenario te bevriezen. Wat Studio Monnik niet doet in sessies met commerciële opdrachtgevers, doen ze wel op eigen titel in conceptuele projecten, zoals bijvoorbeeld in de geïllustreerde encyclopedie Amsterdam 2089. In dit project laat Monnik zien hoe bepaalde ontwikkelingen met betrekking tot inclusiviteit, circulariteit, politiek en menselijke behoeften in Amsterdam vorm zullen hebben gekregen in 2089. ‘Onze benadering is altijd holistisch. Andere toekomstscenario’s zijn vaak hoofdzakelijk gebaseerd op technische mogelijkheden omdat deze makkelijker te voorspellen zijn, maar juist ethische opvattingen bepalen welke technologie we wel en niet wenselijk zullen gaan vinden. Niet alles wat kan, hoeft immers ook te gebeuren. Daar zijn we zelf bij.’ Amsterdam 2089 zal in detail verbeelden hoe de toekomst er op concrete locaties, zoals Leidseplein, Havengebied, Schiphol, of een ‘gewone’ woonwijk uit zal zien. Maar bevat ook scenario’s die de beperkingen van menselijk handelen laten zien.
Zelf bedachte wereld
‘Die benadering’, waarschuwt Monnik, ‘is ook voor architecten van belang. We leven feitelijk in een zelf bedachte wereld. Alles om ons heen is door onszelf gemaakt. Daarin is steeds minder plaats voor meer natuurlijke, laat staan mystieke, fenomenen. Veel kinderen die nu opgroeien zullen nooit weten dat het mogelijk is om een boek te lezen bij het licht van de sterren. Echte natuur, toeval, teruggeworpen zijn op de basics van het mensdom – al die ervaringen zijn weg-ontworpen. Dat zal in de toekomst, waarin bijvoorbeeld digital twins een steeds grotere rol gaan spelen in rekenmodellen, alleen maar erger worden.’
Voor wie ontwerpen?
Zouden architecten dan niet bij uitstek een rol kunnen spelen in het opnieuw ruimte laten aan het natuurlijke als tegenhanger van het geconstrueerde? ‘Waar het om gaat, is dat we ons meer bewust zijn van voor wie we ontwerpen. Welk wereldbeeld ligt hieraan ten grondslag? De modernistische traditie waarin het architectenvak nog steeds staat, beweegt zich binnen de polariteiten van cultuur versus natuur. Maar de polariteit zou levende versus dode materie moeten zijn. Architecten zouden zich meer kunnen richten op het huisvesten van al het leven, dus de hele biosfeer. Mensen, dieren, planten, hygiënisch, mossig, rommelig.’ Dus architecten opgelet. Het post-antropoceen is aanstaande, en dat omvat meer, veel meer, dan menselijke behoeften alleen.
Tekst: Indira van ’t Klooster
Beeld: Studio Monnik en Jan Cleijne
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 3 van 2019
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.