‘Natuurlijk zal de architect altijd gebouwen blijven ontwerpen en realiseren. Maar daarnaast wordt de architect een adviseur, een onderzoeker, een schrijver of een organisator. Eigenlijk kan de architect elke denkbare rol innemen bij inrichting van steden en het landschap.’ Architect Alison Killing brengt haar visie in praktijk met projecten variërend van herbouw in rampgebieden, een expositie over de dood in relatie tot architectuur en stedenbouw, tot strategieën voor tijdelijk hergebruik van leegstand.
‘De rol van de architect zal de komende jaren steeds meer veranderen van een traditionele bouwmeester in een deskundige in de gebouwde omgeving. Natuurlijk zal de architect altijd gebouwen blijven ontwerpen en realiseren. Maar dat is slechts één aspect van een de alledaagse praktijk. De architect wordt een adviseur, een onderzoeker, een schrijver of een organisator. Eigenlijk kan de architect elke denkbare rol innemen waarmee invloed kan worden uitgeoefend op hoe steden en het landschap worden ingericht.’
Architect Alison Killing (1979, Newcastle) zegt het zonder ook maar met een oog te knipperen. Met deze overtuigde toekomstvisie werd ze tenslotte in 2014 onderscheiden door het New Generations Network, een Europees platform voor jonge architecten. Uiteraard is ze zelf het levende bewijs van de future proof architect. ‘Mijn werk bestaat voor meer dan de helft uit onderzoek en presentaties. Dat loopt uiteen van stedenopbouw in rampgebieden als Haïti tot het zoeken naar financiering van de transformatie van leegstaande gebouwen. Hoe de gebouwde omgeving wordt ingericht, is afhankelijk van uiteenlopende opvattingen, economische structuren en sociale en democratische krachten. Deze complexe informatie moet vervolgens worden gebundeld in één ontwerp of plan. Dat is de toegevoegde waarde van de architect.’
Aardbeving in Haïti
De grootste uitdaging voor deze ‘architect 3.0’ is volgens Killing dan ook niet de economische crisis. ‘Het is altijd lastig om een identiteit te bepalen en een netwerk op te bouwen. Daar verandert een gunstig economisch klimaat niets aan. Je zou zelfs kunnen zeggen dat een crisis dit proces van profilering versnelt, omdat er ruimte is voor radicale keuzes. Er is immers minder te verliezen.’ Waar architecten zich over moeten buigen, zo meent Killing, is het formuleren van een strategie die antwoorden biedt op de snel veranderende samenleving. ‘En dan geen pragmatische ad hoc ontwerpen maar een vakinhoudelijke visie formuleren op maatschappelijke vraagstukken.’ Oftewel: ‘De architect moet de spil worden in stedelijke ontwikkeling. En vooral in stedelijke vernieuwing.’
Om als architect goed te kunnen anticiperen op de veranderende politieke, economische en demografische ontwikkelingen, is een positie in het centrum van de samenleving cruciaal. Dat betekent in veel gevallen dat architectuur in essentie een sociale en probleemoplossende discipline is. Killing deed onderzoek naar de problemen bij de heropbouw van gebieden – steden in het bijzonder – die door oorlog of natuurgeweld zijn getroffen. ‘Ontwikkelingshulp is veelal geconcentreerd op het platteland, omdat het gebrek aan infrastructuur daar het meest urgent is. Daardoor ontbreekt het aan stedenbouwkundige expertise. Bij de aardbeving in Haïti werden overal kleine huisjes, hutjes bijna, in het verwoeste landschap gezet. Maar in de steden is daarvoor geen plaats, omdat daar overal puin ligt. Daarbij zijn de gebouwen in de steden drie tot verdiepingen hoog. Daardoor functioneren de steden in Haïti nog steeds niet naar behoren. Met als gevolg dat bij een volgende ramp de problemen nog groter zijn.’ De oplossing is ‘holistische visie op heropbouw’. En juist daar schort het vaak aan door cultuurverschillen tussen hulpverleners en stedenbouwkundigen, zo merkte Killing. Om die verschillen bloot te leggen deed ze een serie interviews met hulpverleners en stedenbouwkundigen op locatie in rampgebieden. ‘Non-profit organisaties concentreren zich op individuele behoeften. Zo snel mogelijk zo veel mogelijk huizen voor zoveel mogelijk mensen.’ Daarbij wordt vaak een apolitieke koers gevaren. Maar lange termijnplannen vragen om een samenhangende oplossing, waarbij nauw samengewerkt moet worden met lokale overheden. Dat botst met neutraliteit.’ Stedenbouwkundigen daarentegen zijn juist gewend om zich te buigen over collectieve vraagstukken die een lange termijnvisie vereisen.’ De oplossingen ligt voor de hand: ‘Beiden moeten vanaf het beginstadium van opbouwprojecten samenwerken.’
Dood in Venetië
Killing rondde haar studie Architectuur in 2002 af in Oxford én Cambridge. Waarna ze naar Rotterdam vertrok. ‘Nederland was toen nog the place to be voor elke ambitieuze architect.’ Ze werkte lange tijd bij het bureau KCAP, totdat ze in 2010 haar eigen bureau Killing Architects startte. ‘Een droom die ik al tijdens mijn studie had. Ik wil onafhankelijk zijn, zowel in denken als in de uitvoer.’ Die onafhankelijkheid uit zich in een grote diversiteit aan projecten. Voor de expositie Death in Venice tijdens de Architectuur Biënnale in Venetië in 2014 deed ze met een team van internationale architecten een historisch onderzoek naar relatie tussen dood en architectuur in Groot-Brittannië. ‘Het was aanvankelijk een inzending voor het Britse paviljoen. Nadat ons voorstel was afgewezen, hebben we er een onafhankelijke expositie van gemaakt, gefinancierd via Kickstarter en wat subsidie.’
De afgelopen 150 jaar is het stervensproces enorm veranderd, zo bleek uit het onderzoek. Zo werd destijds bijna iedereen begraven. Tegenwoordig is cremeren populairder. Ook stierf vroeger een ruime meerderheid van de mensen thuis in bed, ten gevolge van infecties en virussen, zoals longontsteking of de griep. Alleen rijke mensen konden zorg betalen en stierven in een ziekenhuis. Rijke mensen sterven nu juist vaker thuis. Terwijl het merendeel van de mensen nu na een lang ziekbed door kanker of hart- en vaatziektes juist in ziekenhuizen of hospices sterft.’ Dat betekent dat veel voormalige sterfhuizen en begraafplaatsen niet meer herkenbaar zijn in het straatbeeld. Tegelijkertijd worden ziekenhuizen juist belangrijker en complexer en dus zichtbaarder. ‘Maar de architectonische aandacht voor ziekenhuizen in minimaal’, aldus Killing. ‘In het modernisme met zijn preoccupatie voor licht en ruimte draait alles om geboorte. De dood lijkt hoofdzakelijk een statistische en administratieve aangelegenheid. Ziekenhuizen lijken wel fabrieken.’
Detroit en antikraak
Naast dergelijke theoretische verkenningen buigt Killing zich ook over praktische vraagstukken. Urban Tactics is een diepgravend onderzoek naar hoe tijdelijke projecten kunnen bijdragen aan een structurele verbetering van wijken. The Business of Temporary Use is een daaropvolgend internationaal onderzoek naar tijdelijke projecten in Nederland en ook Londen, Berlijn, Stuttgart, Tel Aviv en Detroit. Uitgangspunt was hoe kunnen deze projecten gefinancierd worden? De uitkomst was eenduidig: tijdelijke projecten vereisen stabiliteit. ‘Gebruikers moeten weten hoe lang ze op een plek kunnen blijven. Daar hangt immers ook weer vanaf hoeveel tijd en geld ze bereid zijn te investeren.’
Maar ook voor beleidsmakers en architecten zijn deze voorwaarden cruciaal. ‘Een pop-up shop is in een week gebouwd. Maar een werkplaats vergt veel meer tijd en investering. Als je dus niet weet hoe lang een gebouw beschikbaar is, kun je feitelijk ook niet plannen. En juist een langetermijnbijdrage aan een wijk vereist nauwgezette planning.’ Conclusie: ‘Maximale transparantie is vereist voor het succes van tijdelijke projecten. Betere regulering van tijdelijke architectuur is een effectieve manier om dat realiseren. Projecten zijn te vaak informeel en geïmproviseerd. Het effect is dan meestal net zo tijdelijk als het project zelf. Al doet Nederland het goed ten opzichte van de andere onderzochte regio’s. Door de kraakbeweging is hier al veel expertise in regulering en tijdelijk gebruik als antikraak.’
Bibliotheek van papier
Zoals ze al verwoordde in haar toekomstvisie op architectuur, bestaat ook het werk van Killing voor een aanzienlijk deel uit het ontwerpen van gebouwen. ‘Ik streef daarbij naar één overkoepelend concept achter elk ontwerp, waardoor deze logisch zijn.’ Ter illustratie beschrijft ze haar afstudeerproject; het ontwerp van een bibliotheek in de kustplaats Brighton. ‘Het aanbod daar bestond hoofdzakelijk uit tijdschriften die werden uitgeleend aan badgasten. Maar daardoor dreigde het gebouw letterlijk dicht te slibben. Mijn voorstel was om de oude tijdschriften te recyclen tot bouwmateriaal. De bibliotheek zou zo op een organische en samenhangende manier uitbreiden.’ Recentelijk werkte ze met een interdisciplinair team van (oud-)studenten van de Rietveldacademie aan het ontwerp van de nieuwbouw voor de Amsterdamse kunstacademie. Van de zes teams eindigden ze tweede in de competitie. Voor het havenkwartier in Assen ontwikkelde ze een langetermijnvisie op basis van tijdelijk gebruik. ‘Bij dit project heb ik de resultaten van het onderzoek van Urban Tactics en The Business of Temporary Use in de praktijk gebruikt.’ Want de architect van de toekomst mag onderzoeker, ontwikkelingshulpverlener, beleidsmaker en tentoonstellingscurator zijn, ‘Er is uiteindelijk niets leuker dan ontwerpen.’
Favoriete historische gebouw? De Van Nelle Fabriek. Het is een prachtig gebouw, los van de historische context. Maar wat me vooral trof tijdens mijn eerste bezoek zijn de details die ik herkende van veel recentere gebouwen die ik als fris en eigentijds beschouwde. Onvoorstelbaar hoe goed dit gebouw de tand des tijds heeft doorstaan.
Favoriete architect? OMA. Ongelooflijk dat dit bureau zich al meer dan veertig jaar in de voorhoede van de architectuur en het architectuurdebat bevindt. De meeste innovatieve bureaus ontwikkelen uitdagende concepten en ideeën aan het begin van hun bestaan en bouwen verder op dit gedachtegoed in de rest van de loopbaan. OMA daarentegen slaagt erin om zichzelf telkens opnieuw uit te vinden.
Wanneer niet in Nederland, vanuit welk land zou je dan willen werken? Ik kom uit Engeland dus mijn aandacht is verdeeld tussen hier en daar. De Westkust van de VS zou interessant zijn, om daar te werken aan de gebouwde omgeving in de context van de nieuwe gebouwen die daar worden ontwikkeld door de tech-industrie van Silicon Valley.
Wat zou je nooit ontwerpen? Dat is een afweging die ik telkens opnieuw moet maken. Het criterium daarbij is of een project bijdraagt aan het vergaren van nieuwe kennis en inzichten.
Wat irriteert je het meest in het vak? De moeilijkheid om te communiceren met mensen die buiten de architectuur staan, en hoe in zichzelf gekeerd architectuur kan zijn. Ik realiseerde mij vrij recent hoe diffuus een term als de gebouwde omgeving is voor niet-architecten en -stedenbouwers.
Wat is je droomopdracht? Een opdracht waarbij ik de opdrachtgever, zijn werkzaamheden en werkwijze mag analyseren en dan een strategie formuleren in nauwe samenwerking met deze opdrachtgever, nog voordat het ontwerpproces aanvangt. Deze manier van werken heb ik toegepast met mijn onderzoekswerk maar het zou geweldig zijn als ik het ook als opdracht in de praktijk zou kunnen brengen. Zo zou ik naar aanleiding van mijn Death in Venice project graag willen samenwerken met ziekenhuizen en zorgverzekeraars.
Belangrijkste inspiratiebron buiten architectuur? Ik lees veel en van alles. Maatschappij, economie en politiek hebben allen hun weerslag op de gebouwde omgeving, dus inspiratie voor potentiële projecten kan overal vandaan komen. Dat kan betekenen dat ik lang onderzoek doe voor ik aan het ontwerp begin, maar zo is mijn manier van werken.
Meest waardevolle advies ooit? Ga naar buiten.
Toelichting afbeeldingen:
Openingsfoto: Architect Alison Killing (1979, Newcastle) is opgeleid in Cambridge (BA Hons Architecture) en Oxford (Architecture/MA in Development and Emergency Practice) en na enkele jaren werk bij KCAP, startte ze in 2010 haar eigen bureau Killing Architects.
1 en 2. Death in Venice, een expositie over de Dood tijdens de Architectuur Biënnale van Venetië in 2014, met onder andere een interactieve kaart van Londen en projectie op rook. Het is een onderzoek hoe de maatschappelijke context van dood in de Britse samenleving de afgelopen honderd jaar is veranderd en hoe architectuur daarop heeft gereageerd, zoals crematoria, hospices, ziekenhuizen en begraafplaatsen.
3. Prijsvraagontwerp voor een nieuw gebouw van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Zowel studenten als alumni zijn bij het ontwerp betrokken. Killing begeleidde een van de multidisciplinaire teams. Het ontworpen gebouw is fysiek verbonden met zowel het gebouw van Gerrit Rietveld als het naastgelegen Sandberg Instituut. Het gebruik is flexibel met ateliers, les- en woonruimte. Het ontwerp eindigde als tweede in de competitie.
4. (Re)constructing the city is een plan van aanpak waarmee hulpverleners en stedenbouwkundigen elkaar beter begrijpen en kunnen samenwerken aan de heropbouw van stedelijke gebieden na een ramp, denk aan de aardbeving in Haïti.
5-7. Havenkwartier Assen, een competitie om een voormalig industrieel gebied te transformeren in een mix van wonen en commercie. Uitgangspunt is hoe tijdelijke ontwikkeling kan bijdragen aan een structurele verbetering van een wijk. Pop-up shops, evenementen, tijdelijke kantoorruimte en stadslandbouw hebben elk een andere budget, tijdsduur, ruimtegebruik en voorwaarden. Het model maakt combinatie mogelijk van de toegevoegde waarde en specifieke eisen van de verschillende vormen van tijdelijk (her-) gebruik.
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL 03 2015
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.