Elk jaar ga ik begin juni met eerstejaarsstudenten kunstgeschiedenis naar Parijs. We bezoeken een aantal gebouwen, vaak ook een park. Het gaat over architectuur uit de twintigste eeuw. Le Corbusier is dan vrijwel onvermijdelijk, La Villette wordt ook zelden overgeslagen, een modern park waar de studenten doorgaans niets van begrijpen. Echt mooi is het niet, en wanneer ze op de terugweg naar het hotel kennis maken met Parc de Buttes Chaumont, ontstaat de eerste verwarring. Het negentiende-eeuwse park is duidelijk een echt stadspark, het spreekt vanzelf, terwijl het warrige verhaal van Bernard Tschumi over La Villette voor de gemiddelde student onbegrijpelijk is. Daarmee begint het ware thema van de excursie duidelijk te worden: hoe verhouden oud en nieuw zich eigenlijk in een stad als Parijs?
Zelfs Le Corbusier blijkt dan een marginaal verschijnsel te zijn. Een villa in de buitenwijk Poissy, en het Pavillon Suisse studentenhuisvesting aan de andere kant van de stad. De villa heeft destijds een ommekeer teweeg gebracht in de architectuurgeschiedenis, maar bijna een eeuw later is dat voor jonge mensen niet meer direct zichtbaar. Het blijkt een bescheiden buitenhuis te zijn, in een suffe omgeving. Hetzelfde geldt voor het Pavillon Suisse, welbeschouwd een heel gewoon gebouw, de studenten zijn teleurgesteld.
Uiteraard staan de Grote Werken van de Franse presidenten eveneens vaak op het programma. Niet alleen La Villette maar ook het Centre Pompidou, de Piramide van Pei, de Grande Arche en de nieuwe Nationale Bibliotheek. Eerstejaarsstudenten van 2012 zijn na 1990 geboren. Voor die jongelui is het Centre Pompidou een gebouw uit een grijs verleden, zoiets als de Eiffeltoren. Elke poging om uit te leggen wat dat ruimteschip betekende toen het nieuw was, eind jaren zeventig, is gedoemd om schipbreuk te lijden.
De Piramide van Pei blijkt geen imposant gebouw te zijn, de geniale nieuwe ontsluiting van het museum onder de grond is onzichtbaar. Alleen bejaarden kunnen zich de oude ingangen van het Louvre nog herinneren. De Grand Arche is altijd een dieptepunt. Zelfs de meest goedgelovige studenten zien ter plekke meteen dat die enorme triomfboog in feite een banaal kantoorgebouw is. Net zo banaal als alle andere kantoorgebouwen in deze moderne zakenwijk.
Maar het ware dieptepunt is de nieuwe bibliotheek, functioneel gezien een ramp die veel geld heeft gekost. We waren daar op een winderige regenachtige dag, er was geen mens te bekennen. Het werd een ware helletocht over onaangename houten trappen naar de grootste vlonder van Europa. De twee beruchte ingangen bleken inderdaad vrijwel onvindbaar te zijn, bovendien was er een buiten bedrijf en bij de andere werden we de deur gewezen door een man met een pet en een enorme buik. Net als de Grande Arche was het gebouw bedekt met een grauwsluier en druipsporen. Het valt niet mee om een monument te bouwen, zelfs niet met vrijwel onbeperkte financiële middelen.
Het zijn niet de Grote Werken die Parijs groots maken en evenmin de gebouwen van min of meer beroemde architecten. De meest recente gids voor moderne architectuur, Guide d’architecture Paris 1900-2008, vermeldt een ongekend aantal gebouwen, maar het is uiteindelijk de anonieme architectuur van al die straten en pleinen die het stadsbeeld maakt. De stad wordt niet gebouwd door ijdele opdrachtgevers en hun architecten. Het is een hele opgave om dat aan studenten kunstgeschiedenis duidelijk te maken. Zij worden van jongs af aan vergiftigd met het idee van grote kunst en sterren als Michelangelo, Bernini, Labrouste, Le Corbusier en Foster. Maar het stedelijk bouwwerk ontleent zijn majestueuze kwaliteit niet aan de genialiteit van een enkel individu. Parijs, de ‘hoofdstad van de negentiende eeuw’, is mogelijk het grootste kunstwerk dat mensen ooit gemaakt hebben, maar ondanks alle pogingen van architecten en stedenbouwkundigen lukt het nooit om die fascinerende vorm van beschaving werkelijk te doorgronden, laat staan te ontwerpen.
In elk geval is inmiddels wel duidelijk geworden dat de iconen waar gemeentebesturen en andere grote opdrachtgevers zo tuk op zijn geen stedelijkheid opleveren. Het nieuwe stadhuis heeft van Alphen aan de Rijn geen wereldstad gemaakt en zelfs Eye zal Amsterdam Noord niet omtoveren tot een Rive Gauche. Het zijn potsierlijke politieke gebaren. De stad is een raadsel, wellicht zelfs een wonder, zo luidt als ik het goed begrepen heb de boodschap van Aldo Rossi in zijn boek L’architettura della città. Die suggestie zouden architecten en kunsthistorici toch eens serieus moeten nemen.
Vincent van Rossem
architectuurhistoricus
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.