1914

Inspiratie

1914

Door: Vincent van Rossem | 22-01-2014

Na het trompetgeschal en de stapel boeken waarmee in Amsterdam het jaar 1613 is herdacht, vier eeuwen grachtengordel, lijkt 2014 een mager jaar te worden. Bovendien zal het begin van de Eerste Wereldoorlog alle andere herdenkingen overschaduwen.

In augustus 1914 raasde het Duitse leger door België, waarbij grote vernielingen werden aangericht in historische steden. Maar de Nederlandse architectuurgeschiedenis kent een bescheiden hoogtepunt in dat jaar: toen werd het eerste blok woningen van Michel de Klerk aan het Spaarndammerplantsoen in Amsterdam voltooid. Dit wordt beschouwd als de geboorte van de Amsterdamse School. Althans, door historici die denken dat architectuurstijlen van grote betekenis zijn. Veel belangrijker is waarschijnlijk dat De Klerk hier de grondslagen heeft gelegd voor de typologie van de moderne massawoningbouw. Hij demonstreerde hoe een ontwerper van een groot blok goedkope huurwoningen architectuur kan maken. Die opgave zou daarna nog generaties architecten bezighouden.

Na de Tweede Wereldoorlog verdween de straatwand, maar de portieketageflat vormde een vergelijkbaar probleem voor architecten: het probleem van de herhaling in plattegronden en gevelcompositie. De vormentaal veranderde en de plattegronden werden beter. Maar niet veel beter. Pas in de jaren zestig lukte het eindelijk om een werkelijk bewoonbare sociale huurwoning te realiseren, 100 vierkante meter groot. Maar daarvoor moest ook een architectonische prijs betaald worden. Dat kon alleen maar met grootschalige herhaling, galerijflats en een industrieel bouwsysteem. Industrialisering was overigens een oud ideaal van de modernisten, zij meenden dat het ambacht de ontwikkeling van nieuwe bouwkunst in de weg stond. Aldo van Eyck heeft daar nooit veel vertrouwen in gehad. Hij fulmineerde al rond 1960 tegen grote bureaus, ‘architectuurfabrieken’, die onder leiding van ‘immer vergaderende beunhazen’ woningen bouwden voor een ‘anonieme opdrachtgever’.

De massawoningbouw is zonder enige twijfel een zegen geweest voor onze samenleving. Anno 2014 kunnen wij ons niet meer voorstellen dat een groot deel van de bevolking onder barre omstandigheden was gehuisvest. De portieketageflat van 60 vierkante meter was destijds voor velen een paleis. Maar het is zeer de vraag of deze ontwikkeling ook voor de bouwkunst een zegen is geweest.

Van Eyck had een vooruitziende blik. Tenslotte werden studenten in Delft opgeleid voor de sociale woningbouw, waarbij men elke vorm van architectonische finesse beschouwde als overbodige luxe. De stadsvernieuwing van de jaren tachtig moet misschien wel beschouwd worden als het nulpunt van de architectuur in Nederland. Men kon alleen nog maar ‘woningen’ ontwerpen, in een armoedig jasje van goedkope gele baksteen, platvol gevoegd, met detaillering op het niveau van de klusjesman. Tegelijkertijd voltrok zich een dramatische nivellering in de kantorenbouw. In die sector van het bouwbedrijf werd van oudsher gestreefd naar een zeker cachet, het gebouw moest getuigen van de deftigheid die het zakenleven ooit eigen was. Maar in de loop van de jaren zestig leerden architecten om steeds meer vierkante meters voor een minimumprijs te realiseren, in opdracht van gewetenloze projectontwikkelaars. Tenslotte waren alle opdrachtgevers anoniem geworden.

Ooit heb ik een architect horen spreken over ‘de gouden jaren’, op licht ironische toon, dat wel. Hij doelde op de hysterie die zich na 1990 van het bouwbedrijf meester maakte. De baasjes van woningbouwverenigingen kochten dure pakken en kantoorgebouwen rezen als paddenstoelen uit de grond, geen gezeik, iedereen rijk. Ook architecten raakten het spoor geheel bijster. Voor wie en waarom je eigenlijk een gebouw maakte, was een vraag die niet meer gesteld werd, het ging alleen nog maar om reclame, met elk nieuw gebouw moest het bureau vooral zichzelf bewijzen.

De crisis heeft gelukkig aan al die onzin een einde gemaakt. De anonieme opdrachtgever is failliet. Misschien is dat wel een verlossing. Architecten praten weer met echte opdrachtgevers, mensen van vlees en bloed die een eigen visie hebben en specifieke wensen. Ontwerpers moeten weer puzzelen op huis-tuin-en-keukenproblemen, de werkelijkheid van het dagelijks leven. Gerrit Rietveld deed dat graag, hij bouwde veel voor particulieren. Mooie huizen, luxueus maar beschaafd. Denk aan Huis Van den Doel in Ilpendam, 1958. Dat is architectuur.

Vincent van Rossem
architectuurhistoricus

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags: , , , , ,

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.