Als klein jongetje wilde Jan Rotmans de wereld al mooier kleuren en was het zijn droom om hoogleraar te worden. Dat plan wist hij al op jonge leeftijd te realiseren. Hij studeerde toegepaste wiskunde aan de TU Delft en werd op zijn 31e hoogleraar. In die hoedanigheid houdt hij zich al vijfendertig jaar bezig met de verduurzaming van de economie en samenleving en wijst hij studenten de weg op het pad dat leidt naar duurzame transitie.
Talenten inzetten voor betere samenleving
Jan Rotmans is van jongs af aan een gedreven mens, die zijn talenten wil inzetten ten bate van de samenleving. Met zijn wiskundeknobbel zoekt de wetenschapper en onderzoeker naar oplossingen om de industrie schoner te maken en klimaatveranderingen te verklaren. In de jaren tachtig kreeg hij een stageplek bij de milieutak van het RIVM, waar hem gevraagd werd een wiskundig klimaatmodel te ontwikkelen om de afsmeltende ijskappen in kaart te brengen. Aanvankelijk wist hij er weinig van af, maar hij begon net zolang te puzzelen tot hij erop kon afstuderen aan de universiteit van Maastricht. Vier jaar later promoveerde hij op het onderwerp en zo rolde hij in de wereld die zich dagelijks druk maakt om milieuproblematiek. Rotmans werkte tien jaar bij het RIVM en twee jaar bij de Verenigde Naties in New York en is tegenwoordig hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam.
Voelt u zich koploper, activist of dwarsligger?
“Ik zie mijzelf het meest als koploper, omdat er maar weinig mensen zijn die zo op kop hebben gelopen in Nederland als ik gedaan heb. Ik begon met klimaat in een tijd dat vrijwel niemand er aandacht voor had. Toen ik in 1990 promoveerde, was dat zonder cum laude. De beoordelingscommissie vond mijn computersimulatieprogramma veel te controversieel. In de ogen van de commissieleden was het lang niet zeker dat het probleem van afsmeltende ijskappen over dertig jaar nog bestond. Achteraf bleek mijn model het eerste integrale klimaatmodel ter wereld te zijn. Het wordt nog steeds doorontwikkeld door het RIVM. Het is gebruikt door het Planbureau voor de Leefomgeving, bij klimaatonderhandelingen en in de Europese Commissie. Er hebben inmiddels honderden mensen aan en mee gewerkt en ik ben er trots op dat ik dertig jaar geleden de basis van het model mocht leggen.”
Dus u wist dertig jaar geleden al dat het mis aan het gaan was met het klimaat?
“Klimaatverandering door opwarming van de aarde met smeltende ijskappen en gletsjers als gevolg: ik heb er allemaal voor gewaarschuwd. Ik was er rotsvast van overtuigd dat ik het gelijk aan mijn zijde had. In mijn proefschrift besteedde ik veel aandacht aan onzekerheden en wist ik dat er meer dan genoeg aanwijzingen waren om ons ongerust te maken. Voor Nederland heb ik geprobeerd door te rekenen wat de zeespiegelstijging betekende voor de waterhuishouding, de landbouw en de kustverdediging. Ik heb zelfs geprobeerd dat in geld uit te drukken. Ik werd ervan beticht pessimistisch te zijn, maar nu blijkt het veel erger te zijn dan ik destijds al had berekend. Het smelten gaat drie keer sneller dan ik dacht.”
En die koploper bent u gebleven?
“Ik denk van wel. Na de klimaatverandering begon ik over duurzaamheid en over transities. Begrippen die twintig jaar geleden nog in de kinderschoenen stonden. De directeur van het RIVM, mijn toenmalige werkgever, meende zelfs zeker te weten dat energietransities het niet gingen worden, terwijl ik in die tijd wees op de noodzaak van economische, maatschappelijke en energietransities. Die directeur leek niet te begrijpen waarover ik het had. Hij vond het bedreigend voor zijn instituut en zei dat wat ik deed maar achter de gordijnen moest plaatsvinden. Ik wist zeker dat transities belangrijke issues zouden worden en ben toen maar overgestapt naar de universiteit van Maastricht.”
En daar ontving men u met open armen?
“Uiteindelijk wel. In Maastricht was Job Cohen destijds rector magnifi cus. Hij kende het begrip transitie niet en vroeg me het in een paar zinnen uit te leggen. Hij betwijfelde of het ooit iets ging worden, maar gaf me wel de kans op wetenschappelijk niveau met transitie aan de gang te gaan.”
War haalt u de moed vandaan in uw gelijk te blijven geloven?
“Dat was niet altijd gemakkelijk. Ik stapte af en toe zeer ongerust mijn bed in. Stel dat ik ernaast zat. Mijn vrouw achtte die kans behoorlijk groot. Maar van binnen zei een stem dat ik iets te pakken had wat ertoe deed. Ik bleef dus onderzoek doen. De groep klimaatwetenschappers om me heen groeide, we vergaarden steeds meer kennis en mij werd steeds duidelijker dat klimaatverandering een heel groot probleem zou gaan worden. Intussen sprong ik van de ene ijsschots naar de andere. Tien jaar onderzocht ik waarom aandacht voor het klimaat nodig was, toen nog eens tien jaar wat er gedaan moest worden en zo kwam ik uit bij transitie. We zullen hoe dan ook onszelf en onze leefstijl moeten gaan veranderen.”
En is het kwartje gevallen?
“Gelukkig wel. Ik krijg nu ook steeds meer erkenning bij het grote publiek. Dat maakt het makkelijker om organisaties en mensen te helpen met vormgeven van transities. Die hulp bestaat onder meer uit stichting Urgenda die ik in 2015 samen met Marjan Minnesma heb opgericht. Het is een soort Gideonsbende voor innovatie en duurzaamheid die Nederland, samen met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren, sneller duurzaam wil maken. In Rotterdam en Maastricht kwamen er, mede door mijn toedoen, instituten die onderzoek doen naar transitie en ik heb de grondslag kunnen leggen voor de transitietheorie. Daar kan ik met een zekere voldoening op terugkijken, al blijft er altijd het gevoel hangen dat ik nooit samenviel met de tijd waarin ik leefde. Pas de laatste jaren heb ik het idee dat ik een beetje synchroon begin te lopen.”
Uw eigen eenzame weg?
Uw eigen eenzame weg? “Ik heb niet de gemakkelijkste weg gekozen, maar kennelijk hoort dat bij mij. Toch had ik het niet anders willen en kunnen doen. Wel was het fijn geweest als ik een mentor had gehad. Daarom wil ik nu mentor zijn voor jonge mensen met radicale nieuwe ideeën. Ik probeer ze te behoeden voor de fouten die ik maakte en de ruzies die ik zocht, omdat de gevestigde orde – inclusief de wetenschap – niet wilde horen of zien waar ik van overtuigd was.”
Kunt u een heldere definitie geven van circulariteit?
“In de haven van Rotterdam, een paar kilometer verderop, handelden wij vroeger in groenten en fruit. Maar waar zou je nu in gaan handelen? Ik zou alle mobieltjes die normaal in de afvalbak verdwijnen of naar Afrika worden geëxporteerd, inzamelen en er alle schaarse aardmetalen en andere grondstoffen uithalen om er nieuwe producten van te maken. Dat roep ik al vijftien jaar, maar het gebeurt nauwelijks. Onbegrijpelijk. Driekwart eindigt nog steeds op de afvalberg. Mobieltjes hergebruiken is voor mij een iconisch voorbeeld van een circulaire economie. In een ton oude telefoontjes zit namelijk evenveel metaal als in duizend kilo erts. Je moet ze zien als een verzameling grondstoffen die toevallig die vorm heeft. Op dat vlak heb ik ook sessies gedaan met Ikea; welbeschouwd een grondstoffenleverancier en -verwerker. Waar de transitie over moet gaan, is dat je over pakweg tien jaar geen kast, bank of tafel meer koopt. Je huurt er een voor een paar jaar. Na afloop breng je hem terug naar het grondstoffendepot van Ikea, die er op zijn beurt weer nieuwe producten van maakt. Dat gaat over de transitie van bezit naar gebruik en dat vraagt een mentale switch.”
En die switch van gebruik naar bezit kunnen we als samenleving maken?
“We zullen wel moeten, maar staan nog helemaal aan het begin. We recyclen al best veel in Nederland, maar als je kijkt naar de grondstoffen die we gebruiken, dan hergebruiken we nog geen vijftien procent.”
Het gaat dus nog lang niet goed met circulariteit?
“Niet echt. Elke week is er wel een congres of symposium waar weer een nieuw concept wordt gepresenteerd. De stap van concept naar uitvoering blijkt echter een hele grote in Nederland. Dat geldt ook voor voorbeeldprojecten als Alliander in Duiven. Een mooi gebouw van Thomas Rau en helemaal op circulaire leest geschoeid. In Nederland hebben we hooguit 25 van dergelijke voorbeelden op de 1 miljoen gebouwen die we rijk zijn. We praten dus al jaren over circulair ontwerpen en bouwen, maar in de praktijk komt het er niet van.”
Is dat gebrek aan circulaire gebouwen niet zorgelijk?
“Zorgelijk zeker, maar ook logisch. Je hebt de energietransitie, de circulaire transitie en de biobased transitie. Die grijpen op elkaar in. De energietransitie wordt echter in hoge mate gestuurd door de klimaatdoelen. Als je tientallen jaren hebt verzuimd om in te grijpen, dan moet je nu in versneld tempo de klimaatdoelen gaan halen. Dus ga je het efficiënt doen. Dan kijk je naar het rendement en dat is niet per definitie circulair. Want als je het echt circulair zou doen, moet je harder ingrijpen om de klimaatdoelen te halen, maar dat gebeurt niet omdat we haast hebben. Door die haast gaan we niet-duurzame en niet-circulaire dingen doen, zoals biomassa in de fik steken om de klimaatdoelen toch te halen. Dat is tegenstrijdig: klimaatdoelen proberen te halen door niet circulair bezig te zijn.”
En dat geldt ook voor BENG?
“Jazeker. Die is er enkel gekomen om de zaak te vertragen en de bouwers meer tijd en ruimte te geven. De echte experts zijn ertegen. Het is belachelijk hoe zwak die normen zijn. Ze dagen de bouwbedrijven veel te weinig uit. Wat dat betreft heeft de bouw een uitermate effectieve lobby in politiek Den Haag. Maar ze kunnen allemaal op de helling, die energielabels en EPC- en BENGnormen. Uiteindelijk gaan ze allemaal verdwijnen. In de toekomst wordt je huis energieneutraal of niet en daarna energieleverend of niet en het wordt circulair of niet. Daar gaan we naartoe. Al die tussenstapjes zijn ruis, gerommel in de marge. Het gaat allemaal om bestaande bedrijven die geen al te grote stappen willen zetten als het om circulariteit gaat. De bouw is wat dat aangaat een van de meest trage en conservatieve sectoren die ik ken.”
En die traagheid maakt u kwaad?
“Waar ik me aan stoor, is dat ik de afgelopen 35 jaar allerlei duurzame concepten als IFD, cradle-to-cradle, de donuteconomie en circulariteit heb zien opkomen en verdwijnen. Vaak was het meer van hetzelfde. Waar het om gaat, is de stap van concept naar uitvoering. Die zetten we niet, omdat we te weinig mandaat en doorzettingskracht hebben. Bovendien hebben we helemaal geen concepten meer nodig. Alles is al bedacht. Waar we voor moeten zorgen, is dat we goede duurzame concepten grootschalig gaan uitvoeren en daar is veel meer dwang en stimulans in de uitvoering voor nodig.”
Welke maatregelen zou u nemen als u het in Den Haag voor het zeggen had?
“Ik zou keihard eisen dat duurzaamheid en circulariteit in elke aanbesteding komt. Nu is dat in slechts de helft van de gevallen een prioritair thema.”
Duurzaamheid als prioritair thema is dus nodig?
“Beslist. Vandaag de dag zijn er nog steeds bouwprojecten die op basis van de laagste prijs worden vergeven. Dat is toch crimineel. Daarnaast zou ik allerlei prijsprikkels invoeren. Als ik nu mijn huis circulair maak, krijg ik daar geen enkele beloning voor, terwijl je het zou moeten terugzien in de WOZ-waarde. Ook zou ik bij de banken afdwingen dat ze circulair bouwen fi nancieel stimuleren met gunstige hypotheekvoorwaarden. Auto’s bijvoorbeeld worden steeds schoner en effi ciënter, omdat dat vanuit de EU wordt aangestuurd. We zijn wat de bouw betreft veel te lief voor elkaar.”
Kunnen we circulariteit niet beter aan de markt overlaten?
“Als we dat doen, duurt het nog honderd jaar. Het is toch idioot dat we in Nederland zo weinig circulaire gebouwen hebben en dat we op die paar voorbeelden nog trots zijn ook, terwijl we duizenden woningen laten bouwen zonder een spoor van circulariteit. Daarom gaat circulariteit ook over dwang van bovenaf, althans, als je wilt voorkomen dat de rechter bouwbedrijven de komende jaren steeds terugfl uit omdat ze de vastgestelde normen niet halen. De bouw zal als het om circulariteit gaat, dus
fors moeten opschalen en dat verhaal begint bij de aanbesteding. Circulair bouwen bestaat in Nederland op de eerder genoemde 25 voorbeeldgebouwen na helaas alleen nog op papier of in conceptvorm. Dat moet echt anders en dat is, hardleers als we zijn, nog een lange weg.”
Dat klinkt niet erg hoopvol
“Klopt, maar toch ben ik geen pessimist. Ik verwacht dat het uiteindelijk zo zal zijn dat wie zich aan de circulaire economie onttrekt, een aso of een loser is. Net zoals roken maatschappelijk niet langer geaccepteerd of stoer is. Rokers, daar wil je niet meer bijhoren. Die omslag gaat over cultureel bepaalde processen, die een sociale norm stellen die minstens zo dwingend is als een wettelijke norm. We gaan dus samen de circulaire transitie verder brengen. Maar het zijn trage processen, die pas in een versnelling komen als echt tot ons doordringt hoe urgent de klimaatproblematiek is. Nog vijf gortdroge zomers, extreme hagelbuien in mei en fl inke overstromingen in het voor- en najaar en we gaan niet meer polderen, maar naar een doorbraak toe. Die hoop wil ik de mensen meegeven. Hardleers als we zijn.”
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Martin Wengelaar
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.