Een boost geven aan hergebruik

Architect, Interview

Een boost geven aan hergebruik

Door: Peter de Winter | 22-05-2014

Hij ziet zichzelf als wijze indiaan die de waardevolle elementen van de traditie wil overbrengen op de huidige generatie. Zijn kinderen mogen van hem gerust architect worden. Aan ontwerpwerk voorlopig geen gebrek. Als het aan hem ligt wordt er de komende jaren nergens iets gesloopt of nieuwgebouwd, maar uitsluitend gekeken naar wat we hebben en hoe we daar intelligent mee om kunnen gaan. Thijs Asselbergs is de tweede kandidaat in de interviewestafette. In de vorige editie beet Pieter Stoutjesdijk het spits af.

 

 

In het gesprek met Pieter Stoutjesdijk (in Architectuur #02/2014) wees hij Thijs Asselbergs aan als volgende kandidaat in de interviewestafette. Hij noemde hem het ultieme voorbeeld van een architect van de vorige generatie die constant bezig is met de toekomst van het vak. Die uitspraak ziet de Delftse hoogleraar Architectural Engineering als een groot compliment. Op zijn beurt noemt hij Stoutjesdijk een jonge indiaan. Zichzelf ziet hij als wijze(re) oude indiaan en als oud staat voor traditie dan wil hij die overbrengen op de huidige generatie met inbegrip van trends en vernieuwingen die de traditie een nieuwe impuls kunnen geven. Hij vergelijkt architectuur graag met de auto-industrie. In de afgelopen honderd jaar zijn er enorme stappen gezet rond de kennis en kunde waarmee auto’s gemaakt worden. Zowel mechanisch als esthetisch en functioneel. Deze metafoor past hij graag toe op bouwen. Je moet volgens hem veel van het oude weten om het nieuwe te begrijpen en te kunnen innoveren. Zeker als (aankomend) architect.

Waarin verschilt de nieuwe van uw generatie

Wij maakten ons druk om ijdele zaken zoal iconen, stardom en auteursrecht. Daarop kan ik mijn studenten nauwelijks betrappen. Natuurlijk willen ze laten zien dat ze innovatief zijn en goed, maar of ze dat aan het ijdele individu willen koppelen, vraag ik me inmiddels sterk af. Studenten van nu communiceren ongelofelijk veel. Willen voortdurend laten zien wat ‘we’ bedacht hebben. Wat ik desondanks mis, is het debat. Binnen de social media is dat enorm afgevlakt. Vertellen wat je echt beroerd of het in felle discussies grondig met elkaar oneens zijn. Ik hoor het niet. Verbazingwekkend. Soms lijkt het of we in een wereld leven waar iedereen het zo’n beetje altijd met elkaar eens is. Samen, samen, samen klinkt het ogenschijnlijk. Dat is misschien goed voor synergie in technologisch opzicht, maar als ik de sociale component van het gebruik van architectuur erbij betrek, dan vraag ik me af of we de juiste gebruiksmodellen wel goed bediscussiëren. Want het zijn nog steeds de grote spelers die de wijken bouwen en rijksoverheden die de planologie van het land bepalen. Af en toe is er een tweet als er een boom omgezaagd moet worden, maar we zitten niet in Parijs 1968. Bij lange na niet. Echte discussies over wat goede en slechte architectuur is, worden helaas niet gevoerd. Door internet gaat het uitsluitend om zenden en ontvangen en niet meer om interactie. Jammer.

Is architectuur nog een ambacht

De titel en daarmee indirect het ambacht is wettelijk beschermd, maar iedereen mag een gebouw maken. Of dat wenselijk is? In de gezondheidszorg probeert men kwakzalverij uit te bannen, maar hoeveel kwakzalverij er is onder bouwproducenten die zonder architect aan de slag gaan? Je kunt je afvragen of daarmee de cultuur, techniek en innovatieve kracht van het bouwen geen onrecht worden aangedaan.

Als u de baas was in den Haag?

Dan zou ik de stedenbouwkundige ontwerper heruitvinden. Op dat vlak is het droevig gesteld bij ons. Niet vreemd want steden ontwerpen is een buitengewoon complexe materie. De grachtengordel is in dat opzicht een fantastische metafoor. Het is een kraakhelder plan waarbinnen uiteindelijk iedereen zijn architectonische uitstraling kan maken en het wordt bij elkaar gehouden door het stedenbouwkundige frame. Tegen architecten zou ik zeggen dat ze hun zaakjes op orde moeten hebben en dat de kwaliteit van hun werk nooit een discussiepunt mag zijn. Tegen de andere partijen zou ik zeggen: ‘Gij zult in uw teams zo veel mogelijk gebruik moeten maken van de kennis en kunde die generalisten als architecten u kunnen leveren want er wordt door u nog steeds heel veel lelijks zonder architecten gebouwd.’

En uw eerste daad?

Ik zou direct verordenen dat we minimaal een jaar nergens meer iets slopen. Eerst maar eens kijken naar wat we hebben en de opgave volledig omdraaien. Dus niet focussen op wat we nieuw kunnen bouwen, maar zo naar het gebouwde kijken dat we de financieringsstroom op een intelligente manier organiseren om zo het grootste probleem van de hergebruikopgave te tackelen. Ik zou hergebruik een enorme boost willen geven door echt inhoudelijk te kijken naar hoe om te gaan met wat er staat. Ik zou daarin een enorme vernieuwingsslag willen maken. Temeer omdat er een krankzinnige energetische opgave ligt. Er moeten op grote schaal systemen komen die gebouwen energie laten produceren. Mijn beleid zou energieverbruik koppelen aan de totale exploitatie van het gebouw. Daarbij komt dat ruim 40 procent van de Nederlandse woningvoorraad sociale huur is en in de jaren zeventig geproduceerd werd. Renoveer die voorraad en koppel het verbruik aan de huurprijs. Dan zet je echt stappen in de goede richting. Overigens ontstaat er – in ons vakgebied maar ook onder studenten – een steeds diffusere lijn tussen hergebruik en nieuwbouw. Je ziet een steeds meer integrale benadering van hergebruik in combinatie met vernieuwing. Je kunt namelijk behoorlijk rigoureus vernieuwen binnen iets bestaands. En studenten gaan ook de creatieve potentie van het bestaande steeds meer zien en waarderen. Terecht, er valt op dat vlak veel eer te behalen. Stel je maar voor dat je al je creativiteit loslaat op een verpauperd wijkje uit de jaren zeventig en je transformeert de boel in esthetisch verantwoorde pareltjes die hun eigen energie produceren. Dan heb je als architect een prestatie van formaat geleverd. Ook dat zou ik vanuit Den Haag stimuleren. Dat we de armoedige bestaande voorraad transformeren naar wijken waar het goed wonen is. Zowel esthetisch als landschappelijk, stedenbouwkundig en energetisch. Uitdagingen genoeg en aan ontwerpwerk voorlopig geen gebrek.

Nog een advies voor net afgestudeerde starters?

Trek erop uit. Ga reizen. Kijk om je heen en niet alleen op internet. Zoek de dialoog en leer van een aantal leermeesters. Ga werkervaring opdoen – het is een vak – en ontdek waar je hart ligt en waar je goed in bent. Test je talent en zoek mensen die je daarbij kunnen ondersteunen. Stel je open voor meer invloeden dan die van ontwerpers. Verdiep je bijvoorbeeld in opdrachtgevers. Niet primair om opdrachten te krijgen, maar om te leren hoe het er in dat wereldje aan toegaat. Bouw ook aan een netwerk, versterk elkaar en ga waar mogelijk samenwerken. Vooral als het om opdrachten gaat. Dat is veel effectiever dan elkaar beconcurreren.

Mogen uw kinderen architect worden?

Dat mogen ze zeker, want het vak heeft absoluut nog toekomst. Neem alleen het mondiale energievraagstuk waar wij als ontwerpers in kunnen infiltreren. Die problematiek loopt van ontwerp tot aan de vraag hoe we een zonnepaneel een beetje intelligent in elkaar zetten zodat het er architectonisch ook nog eens goed uitziet tot aan denken over de boutjes waarmee je dat paneel op het dak vastmaakt. We moeten als creatieve sector onze innovatieve slagkracht ook en misschien wel vooral gaan richten op wonen, werken, recreëren, infrastructurele vraagstukken, waterhuishouding, energieopbrengst, geluiddemping, fijnstofproblematiek, natuurontwikkeling in de stad en noem maar op. Daarbij moeten we ons afvragen welke rol we hierin gaan spelen als architect. Eén ding weet ik zeker, het zal niet de rol van de klassieke architect uit de 20ste eeuw zijn. Eerder worden we creatoren die participeren in de creatieve industrie. Of dat erg is? Ik vind van niet, het brengt een nieuwe dynamiek in het vak en dat is goed voor het vak.

Wie wilt u dat ik ga opzoeken en interviewen van de nieuwe generatie?

Job Schroën van September architectuur. Een enthousiaste denker die een beetje tot de lost generation van de midden dertigers hoort. Veel van die jongens zijn ontslagen en komen waarschijnlijk niet meer aan het werk. Schroën dus niet. Die is middenin de crisis zijn eigen bureau begonnen en hij maakt heel leuke dingen waaronder villaatjes. Ik denk dat hij nog steeds een ambachtelijk architect is, maar ik ben benieuwd hoe hij tegen de toekomst van het vak aankijkt. Hoe ziet hij de rol van de nieuwe architect, geredeneerd vanuit de idee dat de oude bijna dood is. Dat moet je hem beslist vragen. Thijs Asselbergs (1956) studeerde Bouwkunde aan de TU Delft en was medeoprichter van het tijdschrift Items. In 1985 begon hij zijn eigen ontwerpbureau in Haarlem. Eind jaren tachtig was hij hoofd van de afdeling architectuur van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en stadsarchitect van Haarlem. Hij heeft diverse welstandscommissies van grote steden voorgezeten en was adviseur Welstand voor de Rijksbouwmeester. Daarnaast was hij lid van de Raad voor Cultuur. Tot 2010 was hij voorzitter van stichting Archiprix Nederland en Archiprix International. In Haarlem richtte hij in 2006 debatplatform ‘de stekker in Haarlem’ op dat ruimtelijke kwaliteit wil bevorderen. Hij is directeur van ontwerpbureau aTA architectuurcentrale Thijs Asselbergs. Sinds september 2008 is hij hoogleraar Architectural Engineering aan de TU Delft.

Thijs Asselbergs

Thijs Asselbergs (1956) studeerde Bouwkunde aan de TU Delft en was medeoprichter van het tijdschrift Items. In 1985 begon hij zijn eigen ontwerpbureau in Haarlem. Eind jaren tachtig was hij hoofd van de afdeling architectuur van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en stadsarchitect van Haarlem. Hij heeft diverse welstandscommissies van grote steden voorgezeten en was adviseur Welstand voor de Rijksbouwmeester. Daarnaast was hij lid van de Raad voor Cultuur. Tot 2010 was hij voorzitter van stichting Archiprix Nederland en Archiprix International. In Haarlem richtte hij in 2006 debatplatform ‘de stekker in Haarlem’ op dat ruimtelijke kwaliteit wil bevorderen. Hij is directeur van ontwerpbureau aTA architectuurcentrale Thijs Asselbergs. Sinds september 2008 is hij hoogleraar Architectural Engineering aan de TU Delft.

Tekst: Peter de Winter

Fotografie: Roel Dijkstra

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags: , , ,

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.