Hedwig Heinsman, Martine de Wit en Hans Vermeulen van DUS architects houden ervan bestaande begrippen te herdefiniëren. Ze bewonderen de Amsterdamse School en zien mooie parallellen om een woningcoöperatie 21ste eeuw te realiseren. Maar ook digitale fabricagetechnieken houden het bureau bezig. Die zullen de rol van de architect ingrijpend veranderen en het is goed denkbaar dat de consument straks een DUS-ontwerp downloadt en ter plaatse laat produceren. Tijd voor een gesprek over de toekomst van het vak.
Ontwerpfilosofie
Op een ontspannen manier mensen met elkaar in contact brengen, was, zo bleek uit een interview uit 2009 in dit blad, de rode draad in de ontwerpfilosofie van DUS architects uit Amsterdam. Op de vraag hoe het bureau de afgelopen jaren verder spon aan die draad, zegt Hans Vermeulen: ‘We zijn er nog volop aan ’t breien. Vandaag hadden we toevallig een gesprek met een woningcorporatie over hoe je vandaag de dag communities moet maken. Er is namelijk een behoorlijke mismatch tussen wat de woningmarkt aanbiedt en wat de communities willen. Het grote verschil met vier jaar geleden is dat we toen offline per project de gebruikers betrokken bij de processen om te komen tot woningbouw. Dat doen we nog steeds, maar internet en social media spelen een steeds nadrukkelijker rol in het proces. En de sociale netwerken die de afgelopen jaren ontstonden, zullen steeds nadrukkelijker hun stempel gaan drukken op het ontstaan van de fysieke stad en digitale fabricage.’
Waarom komt een corporatie bij jullie op kantoor?
Hedwig Heinsman (HH): Om mét ons te denken over hoe je een woningbouwcoöperatie op een 21ste eeuwse manier kunt vormgeven. Dat meedenken staat en stond al heel lang op onze agenda omdat we al lang gefascineerd zijn door de Amsterdamse School. Wat ons daarin aanspreekt is, naast de ambachtelijke manier van bouwen, dat in die tijd allerlei nieuwe manieren van financieren van gebouwen tot stand kwamen. Mensen zochten elkaar op om sociale woningbouw te realiseren, coöperaties ontstonden, publiek en privaat geld ging samenwerken. In diezelfde periode begonnen ook allerlei kunstvormen elkaar te ontdekken. Van stedenbouw tot grafisch ontwerp en van interieurontwerp tot architectuur. Al die disciplines kwamen samen in de Amsterdamse School. Exact een eeuw later, zien we mooie parallellen. Ook nu zoeken we nieuwe financieringsvormen voor woningbouw, de kunst moet zich opnieuw definiëren en verschillende ontwerpdisciplines zoeken elkaar weer op. We willen het verleden beslist niet overdoen, maar de woningcoöperatie toesnijden op de behoeftes van de 21ste eeuw.
In 2009 wilden jullie ‘sexy sociale architectuur’ maken, wat is daarvan terechtgekomen?
Hans Vermeulen (HV): Sociaal wordt vaak gekoppeld aan geld en sociale woningbouw was heel lang huizen bouwen voor armen mensen. Wij maken daarin een shift. Communities gaan namelijk door alle geldlagen heen en er zijn meerdere vormen van sociale woningbouw denkbaar. Denk aan de zorgvraag waar we middenin zitten. We zullen woonvormen moeten ontwikkelen die het mogelijk maken dat je langer voor elkaar kunt zorgen. Als je dat koppelt aan sociale architectuur dan kan je een omgeving creëren waar je elkaar letterlijk kunt vinden als je elkaar nodig hebt. Je moet er namelijk niet van uitgaan dat de overheid in de toekomst zorgtaken op zich blijft nemen.
Martine de Wit (MdW): De tool die we nu bij de ontwikkeling van nieuwe communities inzetten is internet. Via dat medium kan je groepen met heel specifieke wensen bij elkaar brengen. En dat loopt door alle lagen van de bevolking heen. In de toekomst gaat het er niet meer om waar het blok sociale woningbouw komt en waar het blok voor de welgestelden. Je kunt met internet communities opzetten met veel meer gradaties dan rijk of arm.
Wat zijn jullie meer: goede communicators of goede architecten?
HH: Het is én én. Een goede architect luistert goed naar wat maatschappelijk speelt, probeert daar antwoorden op te formuleren en die te bouwen. We zien onszelf als lokaal architectenbureau dat veel in Amsterdam doet omdat we de stad snappen. Wij hebben het gevoel dat er veel woonvormen ontbreken in de stad en zien het als onze taak die vormen te initiëren.
MdW: We merken dat als we een idee echt ontwerpen, het veel makkelijker is investeerders en andere initiatiefnemers aan te trekken om het daadwerkelijk te realiseren. Veel van onze projecten hebben we dan ook zelf geïnitieerd voordat er een programma van eisen bekend is omdat we graag nadenken over de mogelijkheden van nieuwe technologieën, alternatieve vormen van samenwonen en moeilijkheden die ontstaan omdat de politiek bepaalde beslissingen neemt. Wat ons interesseert, is hoe je daar op een ontwerpende manier mee kunt omgaan en hoe je nieuwe behoeften en mogelijkheden als architect kunt vertalen in realiseerbare projecten.
Bestaat er inmiddels een DUS-oeuvre?
HH: We hebben geen oeuvre maar een manifest. Ons oeuvre zit vooral in onze aanpak. Wat daarbij mooi is, is dat onze clientèle loopt van Schiphol en woningbouwcoöperaties tot aan de overheid en Chanel. Dus van high end tot sociaal en dat is een voortzetting van wat we destijds bedoelden met sexy sociale architectuur. We willen design voor de massa maken, maar niet op een Ikea manier. Voor de ene klant maak je een bijzonder luxe product en voor de ander ontwerp je betaalbaar, maar toch ook bijzonder. Goed je werk doen door mooie ontwerpen te maken met toch een sociale inslag. Dat staat ook op nummer twee in ons manifest: Make it beautiful, people like pretty things. Daarover hebben we intern de heftigste discussies gevoerd, maar het is onontkoombaar. Hoe hoog of laag het budget ook is; iedereen wil iets moois. En dat is ook een kunst. Met weinig geld toch iets moois maken.
Waaraan herken ik een echte DUS?
MdW: We hebben geen echt signatuur, maar mensen die ons werk kennen herkennen een gebouw als typisch DUS.
HH: Een ander kenmerk is dat een DUS er altijd mooi uitziet, en dat is best bijzonder. Het gaat daarbij nooit alleen om de schil. Ons werk is altijd gekoppeld aan het gebruik, het programma en de community; de rode draad uit het begin van ons gesprek. Dat maakt het een project dat midden in de samenleving staat en gedragen wordt door veel mensen. Onze gebouwen zijn nooit het resultaat van een productiemachine. Het stelt altijd kritische vragen aan het proces en de stakeholders die zich met het proces bezig houden. En altijd op een vrolijke, positieve manier.
HV: Zelf spreken we het liefst over gebouwde manifesten. Door dingen in het publieke domein letterlijk manifest te maken, adresseren we vraagstukken die leven in de stad. We zien het als vehikel om in gesprek te gaan met zowel de gebruikers als de politiek en de markt. Architectuur wordt dan een voertuig om verder te komen op het gebied van woningbouw, technologische ontwikkeling en de organisatie van communities zodat ze een vuist kunnen maken naar bouwers, banken en de markt.
DUS ziet zichzelf als een lokaal architectenbureau. Toch is jullie website Engelstalig. Why?
HH: Omdat we internationale ambities hebben. We weten dat Schiphol dichtbij is, maar ook de buurt om de hoek. En dat is precies onze kracht. We kunnen over ons werk communiceren met een SBS6-publiek, maar ook met de grachtengordel of met potentiële opdrachtgevers in New York over onderzoek dat we hebben gedaan.
HV: Wat bovendien interessant is, is dat klein en groot tegenwoordig steeds nauwer gaan samenwerken. Grote bedrijven krijgen steeds meer belangstelling voor de kleinere entiteiten omdat ze innovatiever en sneller kunnen bewegen. Daarnaast maken we als relatief klein bureau deel uit van een open coöperatie die in dit pand gehuisvest is. Er werken hier een ‘open data’-partij, app-, product- en interfaceontwikkelaars, grafisch ontwerpers, kunstenaars, collectieve campagnemakers en noem maar op.
HH: Als bureau kunnen we van al die interdisciplinaire knowhow binnen de coöperatie gebruikmaken. Hierdoor kunnen we een breed kennispallet aanbieden binnen projecten en zo ontwikkelingen aanjagen.
En dat 3D printen van een grachtenpand, is dat een hype of gaat die technologie het vak definitief veranderen?
HH: Door printen en digitale fabricagetechniek komt de rol van de architect zeker ter discussie te staan. Het is goed denkbaar dat in de toekomst de consument een DUS-ontwerp downloadt en binnen bepaalde parameters kan aanpassen, op maat maken en met de printer ter plaatse laat produceren.
HV: Daar komt bij dat een architect door digitale fabricage voor het eerst gebruik kan maken van de pc gekoppeld aan het productieproces. Toen de computer in architectenbureaus zijn intrede deed, werd volop geëxperimenteerd met computerarchitectuur. De fabricage bleef traditioneel en dus niet gekoppeld aan de techniek. Bij 3D printen zijn ontwerp en nieuwe fabricagetechnieken rechtstreeks aan elkaar gelinkt. Digitale fabricage raakt aan wat men noemt de derde industriële revolutie. Iedereen krijgt straks via het web toegang tot productie. Het printen van een ’s werelds eerste grachtenpand is voor ons de opmaat naar het bouwen van een stad door de burgers zelf.
MdW: Printen betekent ook het einde van standaardisatie. Door print kan elk gebouw uniek zijn zonder te bezuinigen op kwaliteit. De ontwikkelingen gaan momenteel zo snel dat we op niet al te lange termijn op de bouwplaats huizen kunnen printen die constructief, bouwfysisch en qua ontwerp aan alle criteria voldoen. We ontwikkelen met een Duitse multinational een materiaal dat duurzamer is dan beton en dat geprint kan worden. Wat dat betreft staan we aan de vooravond van een revolutie. Ons experiment met het grachtenpand past perfect binnen onze taakopvatting: werken aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en ze proberen fysiek te maken door ontwerpen te realiseren.
DUS is in 2004 opgericht door Hans Vermeulen (1977), Martine de Wit (1977) en Hedwig Heinsman (1980). Het bureau werkt aan ‘Public Architecture’, ontwerpen die bewust het dagelijkse leven beïnvloeden. Maatschappelijke betekenis is aanwezig in alle projecten, of het nu gaat om kleine tijdelijke installaties of grote stedelijke transformatieprocessen. DUS ziet architectuur als een ambacht en combineert research en ontwerp met een ‘hands on’ aanpak en een uniek materiaalgebruik. De drie partners geven regelmatig lezingen en workshops en zijn gastdocenten bij verschillende onderwijsinstellingen, zoals de TU Delft, Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Enschede en de Rietveld Academie.
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Roel Dijkstra
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.