Experimenten in Almere Overgooi, Noorderplassen West en Homeruskwartier lieten al zien dat als het initiatief aan de burgers is, er een spectaculaire diversiteit in woningbouw ontstaat. In Oosterwold gaat de gemeente nog veel verder. Dit gebied moet op initiatief van mensen met plannen organisch gaan groeien. En of het nu gaat om een landgoed, een seniorendorp, een donjon of een stadsboerderij, er is plek voor alles. Wethouder Adri Duivesteijn legt uit waarom alle macht aan burgers een goed idee is.
Misvattingen over ruimtelijke ordening
In zijn essay over Almere Oosterwold schrijft wethouder Adri Duivesteijn dat Almere tot in de kleinste details gepland is. Eerst door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, later door het stadsbestuur. Iedere boom, iedere busbaan, iedere straat, ja zelfs iedere woning werd bedacht. Dat alles van bovenaf gebeurde, is niet verwonderlijk; er waren immers nog geen mensen die konden participeren in de wording van de stad. Het waren stedenbouwkundigen, (landschaps-)architecten, planologen en bestuurders die Almere maakten tot de stad die het nu is.
Almere is kortom een uitgelezen voorbeeld van de maakbare stad. De ‘New Town’ die vanuit het niets, zonder de flauwste notie van de toekomstige bewoners en hun behoeftes, op de vette zeeklei (en op de tekentafel) vorm kreeg. Toch wonen er in het van A tot Z geplande Almere volgens Duivesteijn zowat 200.000 mensen naar volle tevredenheid. Met dank aan heel veel groen, water rondom en verschillende stadsdelen met elk hun eigen identiteit.
Maar das war einmal. Duivesteijn zet nu grote vraagtekens bij de maakbare stad. Hoe spontaan is maakbaar helemaal? Hoeveel ruimte is er voor het onverwachte in een stad als Almere. Niet veel, weet hij inmiddels. In zijn essay schrijft hij dat de gedachte dat top down planning leidt tot diversiteit, misschien wel de grootste misvatting in de geschiedenis van de ruimtelijke ordening is. Planning van bovenaf leidt onherroepelijk tot verschraling. De praktijk wijst uit dat in projecten zoals VINEX-wijken een saaie monocultuur ontstond omdat architecten door hun opdrachtgever (projectontwikkelaars) gereduceerd werden tot decorateur. Ze waren goed voor de façade; daarachter was elk huis hetzelfde.
Nadeel van deze aanpak, schrijft de wethouder, is dat de wijken behalve monotoon ook onveranderbaar zijn. Transformatie is nauwelijks mogelijk en dat maakt de wijken beperkt houdbaar. Almere Oosterwold moet een dikke streep onder die handelwijze zetten. Het gebied kent blauwdruk noch stedenbouwkundige planning, maar moet organisch gaan groeien. De weilanden liggen klaar. Het wachten is op burgers met dromen en daden. Almere zal zo min mogelijk wetten en praktische bezwaren in de weg leggen.
Wat is zo nieuw aan organisch groeien? Steden en dorpen ontstonden altijd al zo. Ik krijg toch een ‘oude wijn in nieuwe zakken’- gevoel.
Er is niks mis met oude wijn in nieuwe zakken. Je kunt ook zeggen dat de tijd van aanbod gestuurd bouwen echt voorbij is. Na de Tweede Wereldoorlog hadden we letterlijk grote tekorten, maar ook enorme achterstanden. Stadsvernieuwing is daar een gevolg van; de woningnood diende opgelost te worden. Vanaf die tijd zijn we met niets anders bezig dan met achterstand inhalen, bevolkingsontwikkeling bijbenen of verpaupering tegengaan terwijl je inmiddels kunt stellen dat we de meeste problemen onder controle hebben. Woningnood zoals vroeger is er niet meer en oude verpauperde wijken, zoals de Jordaan eind jaren zestig nog was, zijn verleden tijd. We zijn dus een heel eind op streek. Je kunt ook stellen dat de tijd zo langzamerhand rijp is om de stad op een heel andere manier te gaan bouwen.
En organisch groeien is de nieuwe manier?
Vergeleken met het Almere dat op de tekentafel ontstond zeker. Wat we in Oosterwold gaan doen, is grond beschikbaar stellen aan mensen om hun ideeën, dromen en fantasieën gestalte te geven. In Oosterwold kan zo ‘bottom up’ een nieuw gebied ontstaan als aanvulling op de kunstmatige ‘top down’ stad die Almere voor het grootste deel is. Het kan als experiment interessant zijn omdat het – verwachten we – gaat aantonen dat organische groei duurzamer is dan geplande stedenbouw. Precies daarom grijpen we terug op de min of meer spontane, organische principes van oude steden. Een kenmerk daarvan is, dat er burgers met initiatieven zijn. Die initiatieven zijn de basis en vormen als energiebron het kapitaal van de nieuwe stadsontwikkelingsmethode. Dus als je de relatieve vaagheid van de niet nader ingevulde stad centraal stelt, de creativiteit en drive gebruikt die in de initiatieven om een stad te vormen zit, en je stopt als overheid met dwingend het eindbeeld te willen bepalen, dan kan je werkelijk iets nieuws tot stand brengen.
U bent in Almere sinds 2006 bezig met het particulier initiatief te stimuleren. Dat begint inmiddels zichtbaar te worden. Is Oosterwold het maximaal haalbare?
Ik ben altijd van mening geweest dat het particulier initiatief alle ruimte verdient. Het gelijk van die opvatting is overal in Almere zichtbaar geworden. De ‘oefeningen’ in Almere Overgooi, Noorderplassen West en Homeruskwartier, laten zien dat wanneer je het initiatief aan de burgers laat, je een spectaculaire diversiteit in woningbouw krijgt. Uiteraard staat er ook veel middelmaat tussen, maar die is in Almere toch van een hoger niveau dan wat we normaal gesproken onder middelmaat verstaan. Zelfs de ietwat sentimentele cataloguswoningen die hier staan, zijn van een hoger niveau dan de projectwoningen die door ontwikkelaars neergezet zijn. Doordat particulier initiatief hier volop ruimte krijgt, zijn er spontaan tal van iconen ontstaan die we zelf nooit hadden kunnen bedenken. Light Budget, een woning zonder gevelopeningen, was er bijvoorbeeld nooit gekomen zonder de uitgesproken opvattingen van de opdrachtgever. En dat is maar één van de vele voorbeelden die ik kan noemen. Het is dus beslist interessant om alle energie, die burgers kunnen mobiliseren als het om hun huis en omgeving gaat, maximaal te faciliteren.
Overal ter wereld worden scenario’s geschetst van ruimtevretende stedelijke groei. Oosterwold moet groeien met zes woningen per hectare. Plek genoeg?
We hebben altijd geleerd dat een stad compact moet zijn. We moesten dus in hoge dichtheden denken. Als alles maar dicht op elkaar zit is het gezellig. In Almere ligt dat anders. Het is geen traditionele stad. Sterker nog: in zekere zin is het een antistad. Je kunt Almere beter vergelijken met de Gooi- en Vechtstreek. Een gebied net zo groot als de ruimte tussen Den Haag en Rotterdam. In dat gebied liggen kernen omgeven door groen. De ene keer is dat bos, de andere keer weiland of parken. Wanneer je over Almere nadenkt als over steden als Amsterdam, Rotterdam of Den Haag, zit je verkeerd. Het is geen compacte stad, maar een verzameling kernen die we op lange termijn als verschillende kernen willen doorontwikkelen. Als we het dan hebben over Oosterwold, dan is het juist interessant een heel nieuwe manier van wonen toe te voegen aan een stad die op dit moment vrij eendimensionaal is. Grote delen van Almere Buiten en Almere Stad zijn projectbouw met een gemiddelde dichtheid van dertig woningen per hectare en rijtjeswoningen die volstrekt eenvormig en voorspelbaar zijn. Afhankelijk van de initiatieven die ter tafel komen, is het denkbaar dat er in Oosterwold een relatief klein stadje met een hoge dichtheid ontstaat als Elburg.
Die zes woningen hoeven dus niet ruim verstrooid per hectare te liggen?
Zeker niet. We gaan Oosterwold niet meer op de klassieke manier ontwikkelen. Wie hier wil bouwen, koopt een stuk weiland en geen bouwgrond. De initiatiefnemer dient zelf de grond bouwrijp te maken. En als er dan een groep mensen een ouderendorp of een compacte pleisterplaats willen stichten, dan is daar ruimte voor. Net als voor wie in een donjon wil wonen, een stadsboerderij wil beginnen of met veel geld en een klassiek landgoed wil stichten. Al die ideeën, initiatieven en ontwikkelingen krijgen in Oosterwold de ruimte. Voor alle duidelijkheid: we blijven in eerste instantie eigenaar van de grond. Als er een idee binnenkomt, dan gaan we met de initiatiefnemers aan de slag en zorgen dat er een anterieure overeenkomst komt waarin we vastleggen welke vorm een idee krijgt. Dat toetsen we aan de geldende spelregels en pas als dat klopt verkopen we de grond. Toch heel anders dan wat we gewend zijn te doen in Nederland. In Oosterwold geen projectontwikkelaars die rechten opkopen en VINEX-wijken met minimale variatie uit de grond stampen.
Maar het blijft een spaarzaam bebouwd gebied. Op hoeveel bewoners rekent u?
Op 15 tot 20.000 woningen, dus hooguit 50.000 bewoners. Uiteraard passen er veel meer mensen in, maar dat is niet de opzet van Oosterwold. We hebben in deze stad behoefte aan een ander woonmilieu met alle macht aan de initiatiefnemer. Woningbouw moet hier meer voorstellen dan een ordinaire winstmachine. Dat idee krijgt komende jaren kans te ontstaan.
En de architect?
Die heeft niet meer de lead, maar is dienstbaar aan het ideeëngoed van de opdrachtgever. Bij voorkeur de burger.
Adri Duivesteijn (1950) was vanaf 1975 lid van de gemeenteraad en van 1980 tot 1989 wethouder voor ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing in Den Haag. Hij was onder andere verantwoordelijk voor de stadsvernieuwing in de Schilderswijk en de ontwikkeling van Den Haag Nieuw Centrum (zie ook p.32-35). In 1987 ontving hij voor zijn initiatieven in de Haagse stadsvernieuwing de Dr. H.P. Berlageprijs. Duivesteijn werd in 1989 de eerste directeur van het Nederlands Architectuurinstituut. In 1994 werd hij gekozen in het parlement, waar hij zich bezig hield met volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Sinds april 2006 is Duivesteijn wethouder in Almere, verantwoordelijk voor Ruimtelijke Ordening en Wonen. In 2008 ontving hij de Rotterdam-Maaskantprijs voor zijn bijdrage aan het ontwikkelen van ideeën over architectuur.
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Mirjam van der Hoek
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.