Groei vonden Helena Casanova en Jesús Hernández de afgelopen jaren niet in de omvang van hun bureau, maar in verdieping van hun kennis. Na tien jaar weten ze precies wat ze met hun vak willen: sociale problemen isoleren en analyseren om dan pas het programma van eisen te interpreteren. Ze zijn niet zo naïef te denken dat architectuur dé oplossing is voor maatschappelijke problemen, maar door te focussen op de samenhang tussen landschap, gebouwde omgeving en architectuur, willen ze bijdragen aan een betere leefomgeving.
In 2005 stond Casanova Hernandez Architecten voor het eerst in ArchitectuurNL met Folding Walls in Groningen. Sinds die tijd is er hard aan de weg getimmerd. Het meest in het oog springt de eerste fase van ons winnende ontwerp voor Groningen Oosterhamrik (Europan 6). Het project, een toren met appartementen, is groter geworden dan in de oorspronkelijke plannen en bestaat uit normale wooneenheden gemixt met appartementen voor mindervalide bewoners. Een echt interessant project omdat ze er al hun ideeën over sociale duurzaamheid in konden realiseren. Wat ze met hun ontwerp wilden, is dat mensen die in verschillende fases van hun leven zitten echt geïntegreerd worden in één gebouw. In nauwe samenwerking met de woningcorporatie hebben ze, behalve wooneenheden voor valide en mindervalide bewoners op alle verdiepingen, op de begane grond een zorgunit bedacht. Dat leverde een interessante combinatie op waar ze veel van leerden.
Zoals?
HC: Je moet bedenken dat mensen die in een zorgunit wonen 24 uur per dag aan hun woning gebonden zijn. Letterlijk. Dan heb je als architect dus te maken met een groep gebruikers die andere eisen stellen aan een woning. De manier waarop deze mensen een ruimte beleven, verschilt van de manier waarop valide mensen met een ruimte (kunnen) omgaan. Kleur is belangrijk, maar ook afmetingen van de woning, de collectieve zones en het gevoel van oriëntatie in de woning is in een zorgunit veel belangrijker dan in een gewoon huis.
JH: Die verschillen hebben we in nauwe samenwerking met psychologen, kleurenexperts en sociologen geïnterpreteerd. We bedrijven dus architectuur door dwarsverbanden te leggen. Dat is één van de ontwikkelingen die we als bureau doorgemaakt hebben de afgelopen tien jaar.
En wat was de opbrengst van dit project voor jullie als bureau?
JH: Samenwerken met andere disciplines resulteerde in betere architectuur. En wat Europan betreft, zijn we uitgenodigd door een opdrachtgever uit Zweden die wil leren van de kennis en ervaring die we met dit wooncomplex hebben opgedaan. Kennis als exportproduct, inderdaad.
HC: Daar komt bij dat we erg houden van dit soort opdrachten. Esthetiek, proporties en vorm is één laag van architectuur. Belangrijk, maar niet exclusief. De onderliggende sociale opgave is minstens zo belangrijk. Ook op dat vlak hebben we vergeleken met tien jaar geleden een enorme ontwikkeling doorgemaakt. We staan steeds langer stil bij de vraag wat de betekenis is van architectuur voor mensen. Voor een goed antwoord moet je kunnen luisteren en veel praten om zo de wensen van gebruikers te kunnen vertalen zonder de architectuur uit het oog te verliezen.
JH: In ons vak gaat het om een goede interpretatie van wat mensen willen en waarvan ze dromen en dat dan vertalen naar vorm. Door onze multidisciplinaire aanpak, raken de sociale en maatschappelijke aspecten van architectuur steeds sterker in ons denken en werken vervlochten.
Goede steden ontstaan wanneer samenhang bestaat tussen stedenbouw, architectuur en interieur, zeiden jullie in 2005. Dat klinkt heel nobel, maar dat zou toch vanzelfsprekend moeten zijn?
HC: Helemaal mee eens, maar de afstand tussen de disciplines is in het verleden veel te groot geweest. Er waren nogal wat architecten, ook de heel goede, die alleen met architectuur om de architectuur bezig waren. Dat leverde interessante gebouwen op die zonder veel samenhang met de omgeving alleen hun eigen kwaliteit verkondigden. De dialoog met het stedelijk weefsel, het landschap en maatschappelijk relevante aspecten van architectuur ontbrak vaak.
JH: Vanaf onze eerste schets hebben wij ontwerpen willen maken in samenwerking met andere disciplines. Dat geeft in onze optiek een veel rijkere architectuur. Zonder onderlinge samenhang maak je geen steden, maar een optelsom van gebouwen en daarin gedijen mensen niet goed.
Hoe komen jullie aan zulke bescheiden ego’s?
HC: Door in steden in verschillende landen te wonen, werken en studeren. Uit al die observaties en ervaringen ontstond langzamerhand een authentieke opvatting over het vak. Uiteraard speelt mee dat Jesús landschapsarchitect is en dus anders kijkt naar ruimte, gebouwen en hun omgeving. Voor ons is het een natuurlijk gegeven dat architectuur over veel meer gaat dan uitsluitend vorm. Als je voor mensen wilt bouwen, heb je ook input nodig van andere deskundigen die snappen hoe je het gevoel van welbevinden van mensen in hun omgeving optimaal kunt invullen.
Welke groei heeft het bureau sinds 2001 doorgemaakt?
JH: We werken nog steeds met zes vaste en twee freelance medewerkers. Groei vonden we in verdieping van kennis, ervaring en expertise. We weten nu veel beter wat ons als architect te doen staat. Wat wij willen? Sociale problemen isoleren, bestuderen en analyseren om dan met onze interpretatie een zo goed mogelijke oplossing voor de bestaande situatie te vinden.
HC: Het is naïef te denken dat architectuur, dus ook die van ons, maatschappelijke en sociale problemen kan oplossen. Gebouwen zijn niet het antwoord, maar door uitvoerig stil te staan bij de samenhang tussen het landschap, de directe gebouwde omgeving, architectuur en interieur, kunnen we wel een bijdrage leveren aan een betere leefomgeving en daarmee aan woon- en leefomstandigheden.
In 2005 zeiden jullie dat het ambitieniveau bij elk project hoog moest zijn. Is dat vol te houden of marchanderen jullie inmiddels met kwaliteit?
JH: Dat doen we niet! Sterker nog: de lat ligt hoger als het gaat om invulling van het programma van eisen. We voelen niets voor snelle succesjes en snel geld. Wat wij ontwerpen, moet het leven van mensen verbeteren. Dat was, is en zal ons uitgangspunt blijven. Of we ons dat kunnen permitteren? Rijk worden we in elk geval niet van architectuur, maar dat was ook nooit onze ambitie.
HC: We worden gevraagd om les te geven en mee te denken over de problematiek van de sociale omgeving. Niet alleen in Nederland, maar ook in België, China, Zweden, Frankrijk en Zwitserland. Ons ‘business model’ is dat we liever succesvol zijn in kennis en opvattingen delen, dan dat we grossieren in het ene gebouw na het andere. Uiteraard delen we onze kennis niet gratis uit, hoe interessant we de vraagstukken ook vinden.
Zouden jullie vandaag de dag jonge mensen adviseren architectuur te gaan studeren?
HC: Vanuit de huidige economische situatie zeg je nee, maar dat is kortzichtig. Architectuur bestuderen en het vak in je vingers krijgen, is in meer dan één opzicht de moeite waard. Er is straks een nieuwe generatie architecten nodig die alternatieve wegen in het vak ontdekt en originele antwoorden op bestaande en nieuwe vraagstukken weet te formuleren. De nieuwe generatie zal, beter dan de huidige, snappen dat architectuur meer betekent dan geld verdienen en uitsluitend met iconen in de schijnwerpers staan. Willen we als beroepsgroep succesvol blijven, dan moeten Delft en Eindhoven wel haast maken en hun onderwijsprogramma toesnijden op de eisen van de tijd. Naast nadenken over vormentaal ontkomen we er als beroepsgroep namelijk niet aan samenwerkingsverbanden te smeden met andere disciplines. Op die manier naar het vak kijken stemt me hoopvol. Er is dan ook geen enkele reden tot somberheid. Kansen genoeg.
Kan je wat concreter zijn over de richting waarin het vak zich moet ontwikkelen?
HC: Er is in Nederland meer aan de hand dan alleen een economische crisis. Er is ook een crisis van principes en ambities. Een klein budget is namelijk geen probleem als de ambitie maar groot is. Wat we zien, is dat de ambities tot nul komma nul gereduceerd zijn. De rol van de architect is langzamerhand teruggebracht tot die van een cartoonist. Dat is het probleem van deze tijd. Er is in Nederland een chronisch gebrek aan visie en ambitie op het vlak van architectuur. Als we niet oppassen, dan gaat onafhankelijke architectuur verdwijnen omdat aannemers, projectontwikkelaars en opdrachtgevers, al dan niet met steun van de overheid, de hoofdrol spelen. De architect mag in de SO+-fase zijn ontwerp presenteren, maar moet verder lijdzaam toezien wat er van zijn ideeën terechtkomt. Een kwalijke zaak. Wat beslist nodig is, is dat we als architecten een fundamenteel debat gaan voeren over de rol die de overheid, gemeentes, aannemers, opdrachtgevers en architecten samen kunnen spelen bij de totstandkoming van gebouwen. Als we dat debat onbevooroordeeld ingaan, dan kunnen we de wereld waarin we leven een stuk mooier maken.
Helena Casanova en Jesús Hernández, beiden in 1967 geboren in Madrid, voltooien in respectievelijk 1997 en 1998 aan de technische hogeschool van Madrid hun opleidingen in de richtingen architectuur (Helena) en architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur (Jesús). Rond 2000 werken ze onafhankelijk van elkaar bij West 8, Neutelings Riedijk en Claus en Kaan. In 2001 winnen ze met een gezamenlijke inzending Europan 6 en richtten ze in Rotterdam hun bureau Casanova + Hernandez op. Naast hun praktijk zijn beide werkzaam op de Academie van Bouwkunst Rotterdam en het Berlage Institute.
Tekst: Peter de Winter
Fotografie: Mirjam van der Hoek
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.