Michiel Smits werkt sinds 2004 als pro bono bouwkundige en architect in rurale gebieden in Sub-Sahara Afrika. Hij bouwde er onder andere scholen, weeshuizen en woningen. In zijn masterthesis aan de TU Delft onderzocht hij de impact van zijn gebouwde projecten op de lokale bevolking. Doordat deze projecten de westerse ontwerpen bouwlogica volgen en constructieve overdracht ontbreekt, bleek de impact klein en van korte duur. Daarom ontwikkelt Smits in zijn promotieonderzoek aan de TU Delft een nieuwe methodiek voor bouwkundigen om rurale bewoners in Kenia te adviseren hoe zij zelf verbeterde woningen kunnen bouwen en onderhouden, passend bij hun capaciteiten.
Pro-bono architect
Michiel Smits is architect en voorzitter van stichting Back2africa, universitair docent aan de TU Delft, vierdejaars PhD onderzoeker en betrokken bij het Avans lectoraat Innovatie Bouwproces en Techniek. Sinds 2004 werkt Michiel als pro-bono bouwkundige en architect in rurale gebieden in Sub-Sahara Afrika. Hij bouwde meerdere projecten onder andere scholen, weeshuizen, gemeenschapscentra en woningen in Ghana en Kenia. Ondanks dat op sommige gebieden de levensstandaard verbeterde (zorg, scholing en andere voorzieningen), had de meerderheid van de gezinnen en gemeenschappen moeite om in hun primaire levensbehoeften te voorzien. In zijn masterthesis aan de TU Delft onderzocht hij de impact van zijn gebouwde projecten op de lokale bevolking. Doordat deze projecten de westerse bouw- en ontwerplogica volgden (typologie, bouwmethoden en materialen) was er een gebrek aan klimatologische en culturele contextualisering. Daarbij observeerde hij dat er structureel in alle fasen van het ontwerp- en bouwproces een gebrek aan bewoners- en gebruikersparticipatie was. Daardoor werd er een externe afhankelijkheid gecreëerd. Vanwege een gebrek aan kennis en middelen bij de lokale gemeenschap werden gebouwen en woningen niet of nauwelijks onderhouden, een vaak gehoorde klacht binnen de ontwikkelingshulpsector. Men biedt vaak kant-en-klare oplossingen aan, gerealiseerd met duur gereedschap, materialen en arbeid. Ondanks dat veel stichtingen pretenderen gebruik te maken van lokale arbeid, sluiten de gekozen bouwoplossingen vaak niet aan bij de capaciteiten binnen de gemeenschap. Smits concludeert dat dit de voornaamste redenen zijn waarom stichtingen worstelen met een constructieve overdracht van de gebouwde projecten aan de lokale bevolking (ook wel exitstrategie genoemd).
Exponentiële urbanisatie
De aanleiding voor het promotieonderzoek van Michiel Smits was tweeledig. Ten eerste de exponentiële urbanisatie in ontwikkelingslanden. Deze kan voor een groot gedeelte herleid worden naar de uitdagende rurale levensomstandigheden. Gecombineerd met beperkte studie- en baanmogelijkheden, is dit voor veel mensen aanleiding om hun familiegrond te verkopen en te vertrekken naar de stad. Eenmaal aangekomen in de stad, worstelen veel gezinnen om een acceptabel onderkomen en een geschikte baan te vinden. Binnen korte tijd leeft men vaak wederom in moeilijke of in veel gevallen zelfs problematische omstandigheden. Zonder het sociale vangnet van hun gemeenschap zijn zij volledig op zichzelf aangewezen en niet in staat om in hun levensbehoefte te voorzien. In Europa komen de gevolgen van deze problemen – immigranten/vluchtelingen uit Sub-Sahara Afrika – steeds dichterbij en lijkt elk jaar in omvang toe te nemen. Hier ligt in de visie van Smits niet alleen een gigantische humanitaire taak voor overheden, organisaties en stichtingen, maar ook voor bouwkundigen.
Onvoldoende humanitair curriculum
De tweede aanleiding is de ontoereikende bouwkundige opleiding en capaciteit om dit probleem aan te pakken. Ondanks dat er tal van voorbeelden zijn van architecten en bouwkundigen die zich richten op humanitaire projecten (zoals Alejandro Aravena, Julia King, MASS Design), bestrijken zij slechts het topje van de ijsberg. Het huidige onderwijsprogramma bereidt de bouwkundige/ architect grotendeels voor op een westerse rol als professional. Het humanitaire curriculum dat wordt aangeboden is niet van voldoende capaciteit (leerstoel, opleiding, lectoraat, etc.) om in de totale omvang van het probleem te kunnen voorzien. Mede hierdoor zijn de bouwkundigen/architecten onvoldoende opgeleid om effectief in een humanitaire context te kunnen werken.
Gebrek aan juiste bouwkennis
De probleemstelling voor Smits’ promotieonderzoek was tweedelig:
• Een gebrek aan de ‘juiste’ (bouw-)kennis van de bouwkundige in de overdracht naar de bewoner.
• Een gebrek aan didactische vaardigheden van de bouwkundige om de kennis op een effectieve manier te delen, zodanig dat de bewoner de nieuwe kennis volledig adopteert.
Het promotieonderzoek van Smits aan de TU Delft richt zich op het helpen van bouwkundigen om rurale bewoners in Kenia te adviseren hoe zij zelf verbeterde woningen kunnen bouwen en onderhouden die passen bij hun capaciteiten o.a. aanwezige bouwkennis, materialen en gereedschappen. Smits’ methodiek helpt professionals hoe zij cultureel verantwoord kunnen interveniëren in situ, hoe zij bewonerscapaciteiten kunnen analyseren en hoe zij op basis van die analyse bouwmethoden en materialen kunnen bepalen. En hoe zij effectief bouwkennis kunnen overdragen, met als doel de zelfredzaamheid van de bewoners.
Bouwkennis
De analyse richt zich niet alleen op de capaciteiten van de familie zelf, maar ook die van hun direct omwonenden (familie, vrienden, buren en andere betrokkenen in hun gemeenschap). Vanuit traditie was de woningproductie immers een gedeelde verantwoordelijkheid in kennis, materialen, methoden en arbeid. Dit zonder de inmenging van geld maar enkel op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid. De ontwikkelde methoden adviseren bewoners en andere betrokkenen vervolgens hoe deze capaciteiten mee kunnen wegen in de keuze van materialisatie en bouwmethoden. Door de familie hoofdverantwoordelijk te houden voor het nemen van beslissingen en navolgbaar de bouwkennis over te dragen, hoopt Smits de zelfredzaamheid van de familie te vergroten, de afhankelijkheid van stichtingen en overheid te verkleinen, maar tegelijkertijd de sociale afhankelijkheid (gemeenschapszin; helpen van elkaar zonder financiële compensatie) te vergroten. De laatste fundamentele stap helpt alle capaciteiten van de betrokkenen te plannen conform de gekozen materialen en bouwmethoden. Hierbij houdt de familie elke dag een logboek bij welke gemeenschapsbewoner wat heeft geïnvesteerd in de bouw van hun woning en wat zij als tegenprestatie hebben afgesproken. Tegelijkertijd zal de bouwkundige/architect actief evalueren hoe bouwkennis aan de bewoners en betrokken overgedragen wordt, en testen of de kennis zonder hulp opnieuw toepasbaar is (zelfredzaamheid).
Veldexperiment
Om zijn methodiek te testen is Michiel Smits met drie teams en één controleteam gestart aan The Rural Housing Studio, een veldexperiment op Mount Elgon in Kenia. Elk team bestaat uit een internationale architect en een derdejaars bouwkundestudent (stage) van Avans Hogeschool. De teams hebben een familie toegewezen gekregen en testen in vijf maanden tijd Smits methodiek. De teams analyseren hun families en omgeving uitvoerig, maken ontwerpalternatieven, om vervolgens ook daadwerkelijk de familie te helpen bij het bouwen van hun nieuwe woning De architecten geven de student één op één begeleiding, in het veld wisselen zij elke dag hun verantwoordelijkheden. De opgedane bouwkennis door de teams zal overgedragen worden aan de families en hun gemeenschap. Hierdoor zal iedereen onderdeel zijn van het leerproces en hopelijk in staat zijn om voor zichzelf en elkaar, zonder de hulp van buitenaf, verbeterde woningen te bouwen. De ervaringen van de teams zijn te volgen via de website The Rural Housing Studio en Facebook.
Evaluatie en uitkomsten onderzoek
De leden van de drie teams wisselen per dag van rol als actor of observator. Hierbij gebruikt de actor de eerder beschreven methoden en stappen. De observator bekijkt of zijn teamgenoot conform de methodiek handelt en wat de positieve effecten en negatieve effecten zijn van zijn of haar handelen. De observator kan indien nodig ingrijpen, of de teamgenoot van advies/feedback voorzien. Daarnaast houden de teams per hoofdstuk bij wat er goed gaat en wat mogelijk niet werkt. De impactanalyse, in de vorm van diepte interviews voor en na het gebruik van de methodiek, zal evalueren of er een positief effect is op de zelfredzaamheid van de bewoners en hun gemeenschap. Hierbij wordt er gekeken of de familie in staat is om hun huis zonder financiële of materiele externe ondersteuning te onderhouden, uit te breiden of te dupliceren. Deze resultaten worden vergeleken met die van de controlegroep die zonder ondersteuning een woning opleveren. Dit alles bij elkaar vormt de totale feedback van het promotieonderzoek en zal gebruikt worden om een definitieve conceptversie van de methodiek te schrijven.
Promotieonderzoek Michiel Smits
Helaas is er door de beschikbare tijd en middelen, alleen ruimte voor een conceptversie binnen het promotieonderzoek van Michiel Smits. De uitkomsten van het onderzoek zijn beperkt door de bescheiden omvang van de test, de specifieke context (Mt. Elgon Kenia) en doelgroep. Op dit moment is Smits in gesprek met meerdere grote ontwikkelingsorganisaties om binnen zijn postdoctoraal onderzoek de ontwikkelde methodiek verder te ontwikkelen. Hierbij hebben al verscheidene lokale organisaties en kennisinstituten in Uganda, Tanzania en Kenia aangegeven deel te willen nemen. Smits hoopt zijn Rural Housing Studio internationaal en intercontinentaal op de kaart te zetten, om lokale gezinnen een zelfredzaam woonalternatief aan te bieden. gaat en wat mogelijk niet werkt. De impactanalyse, in de vorm van diepte interviews voor en na het gebruik van de methodiek, zal evalueren of er een positief effect is op de zelfredzaamheid van de bewoners en hun gemeenschap. Hierbij wordt er gekeken of de familie in staat is om hun huis zonder financiële of materiele externe ondersteuning te onderhouden, uit te breiden of te dupliceren. Deze resultaten worden vergeleken met die van de controlegroep die zonder ondersteuning een woning opleveren. Dit alles bij elkaar vormt de totale feedback van het promotieonderzoek en zal gebruikt worden om een definitieve conceptversie van de methodiek te schrijven. Vervolgonderzoek Helaas is er door de beschikbare tijd en middelen, alleen ruimte voor een conceptversie binnen het promotieonderzoek van Michiel Smits. De uitkomsten van het onderzoek zijn beperkt door de bescheiden omvang van de test, de specifieke context (Mt. Elgon Kenia) en doelgroep. Op dit moment is Smits in gesprek met meerdere grote ontwikkelingsorganisaties om binnen zijn postdoctoraal onderzoek de ontwikkelde methodiek verder te ontwikkelen. Hierbij hebben al verscheidene lokale organisaties en kennisinstituten in Uganda, Tanzania en Kenia aangegeven deel te willen nemen. Smits hoopt zijn Rural Housing Studio internationaal en intercontinentaal op de kaart te zetten, om lokale gezinnen een zelfredzaam woonalternatief aan te bieden.
Team 1: Duurzame en zelfvoorzienende oplossing
Toen wij hoorden van dit project trok het meteen onze aandacht. Om op een duurzame én goedkope manier een huis te ontwerpen en te realiseren is iets wat ons erg inspireert. De Rural Housing Studio biedt een duurzame en zelfvoorzienende oplossing voor het gebrek aan goede woningen in ruraal Afrika. Door overdracht van kennis krijgt de community de mogelijkheid om van generatie op generatie van de hulp te profiteren. Doordat de oplossing enkel rust op de huidige capaciteiten van de bewoners kan de oplossing makkelijk gereproduceerd worden door de bewoners zelf. Het is niet slechts een tijdelijk project, deze methodiek zal nog lang na ons vertrek doorwerken.
Argjire Krasniqi, architect uit Kosovo (Master student in KU Leuven, België) en Pelle Rademakers, derdejaars bouwkundestudent aan Avans Hogeschool Tilburg.
Team 2: Onafhankelijk en bottom-up
Wij vinden dit project belangrijk omdat het een onafhankelijk systeem creëert. Door een bottum-up benadering bepaalt de capaciteit van de familie en de gemeenschap welke bouwoplossing het beste bij hen past. Jackson heeft als lokale architect gekozen voor deelname om zijn eigen ideologieën te relativeren. Omdat naast een permanente verbetering in de woning, ook sociale en culturele aspecten meespelen, zal onze support zorgen voor een alternatieve en verbeterde oplossing. De deelname van bouwkundestudent Maud aan het project komt voort uit haar interesse om mee te werken aan een betere rurale leefomgeving in ontwikkelingslanden.
Jackson Kariuki (architect in Nairobi) en Maud van Dijck (derdejaars bouwkundestudent Avans).
Team 3: Veerkrachtig toekomstperspectief
Het rurale gebied Trans-Nzoia leidt onder armoede en mensen zijn wanhopig op zoek naar een betere woning. De lokaal aangeboden oplossingen (beton, metselwerk, etc.) zijn voor het merendeel van de gemeenschap financieel en praktisch onhaalbaar. De Rural Housing Studio helpt het probleem te definiëren en doelgericht te reageren. De essentie van het bouwen van de nieuwe woning is het vergaren van kennis en dit te delen met de familie en hun omgeving. Dit helpt hen om hun woonsituatie blijvend te verbeteren, nu met onze hulp en, zodra we vertrekken, zonder ons. Wij geloven in dit project, omdat deze aanpak een veerkrachtig en duurzaam toekomstperspectief biedt.
Corné Nuijten (oprichter van Artisan Design) en Damian van der Velden (derdejaars bouwkundestudent Avans).
Team 4: Visie en kennis delen
Wij vormen de controlegroep van het onderzoek. Dit houdt in dat wij geen toegang hebben tot de support tool. Zonder de inhoud van de methodiek te kennen, merken wij dat dit project een positieve impact heeft op onze familie en andere mensen aldaar. Dit komt doordat wij, naast de bouw van een huis voor een familie die dat nodig heeft, ook veel interactie hebben met de lokale mensen en met hen visies en kennis delen. Dit zijn hoofdzakelijk de redenen die ons motiveren voor dit project. Het gaat niet enkel om nieuwe methodes en benaderingen, het gaat tevens om mensen te helpen, ideeën uit te wisselen en van elkaar te leren.
Despoina Kouinoglou (architecte) en Atdhe Lila (derdejaars bouwkundestudent Avans)
De rol van architect betwist: Afrika als uitgangspunt
De wijze waarop architecten omgaan met de capaciteiten van gebruikers en de karakteristieken van een bepaalde plek, staat centraal in het onderzoek van Michiel Smits. Welke relatie hebben de gebouwen die door architecten zijn ontworpen tot het leven van de bewoners? Bieden architecten mogelijkheden voor verschillende leefstijlen? En kunnen gebruikers zelf sleutelen aan de gebouwde omgeving waarin ze wonen, werken en ontspannen? Deze kwesties spelen niet enkel een belangrijke rol in het onderzoek van Smits, maar ook in het hedendaagse architectuurdebat in Nederland. De vragen lijken enkel aan belang te winnen als we kijken naar de vele projecten die westerse ontwerpers bedenken voor Afrika. Vaak met de beste bedoelingen, gaan architecten en stedenbouwkundigen aan de slag en ontwikkelen ze shelters, woningen en scholen voor lokale gemeenschappen. Michiel Smits stelt in zijn onderzoek een gedurfde, maar ook zeer centrale vraag: in hoeverre helpen ze daar de lokale bevolking mee? En stellen de interventies van architecten de bewoners niet voor nieuwe dilemma’s en zelfs problemen? Smits heeft in zijn onderzoek ontdekt dat westerse architecten die in Afrika werken nog heel vaak vertrekken vanuit denkkaders die in Europa en Noord-Amerika zijn ontwikkeld. De vormen van ruimten, maar ook de materialen en de constructiemethoden die ze voorstellen zijn nog al te vaak gebaseerd op de voorbeelden die ze kennen uit hun thuissituatie.
Bouwmaterialen en bouwwijzen
Vaak grijpen westerse architecten naar bekende benaderingen omdat die hen in staat stellen om snel en effectief te werken. Ze veronderstellen dan dat die andere materialen en bouwwijzen slechts enkele kleine aanpassingen van de bouwers en bewoners in Afrika vergen, maar niets is minder waar. Uit het onderzoek van Michiel Smits wordt duidelijk dat de initiële keuzes van architecten langdurige effecten hebben op hoe gebouwen het lokale klimaat doorstaan of hoe ze generaties lang kunnen worden bewoond. Het belangrijkste inzicht is wel dat deze keuzes lokale bewoners voor de lange termijn afhankelijk maken van westerse architecten, bouwers en materiaalproducenten. Deze westerse experts bezitten immers alle kennis waarmee de gebouwde omgeving van de lokale Afrikaanse gemeenschappen is opgebouwd, inclusief de kennis om de gebouwen te herstellen, uit te breiden, te renoveren of onderhouden. Het resultaat is dat de lokale gemeenschappen zelf deze kennis ontberen. Dat was ooit anders, want vele Afrikaanse gemeenschappen waren zelfvoorzienend voor hun gebouwde omgeving: het plannen, bouwen en onderhouden van de woningen en collectieve gebouwen was een zaak van de gemeenschap die werkte met lokale materialen en vakmanschap. De hoofdvraag in het werk van Michiel Smits is dan ook hoe architecten benaderingen kunnen ontwikkelen die juist de kunde van de lokale bewoners en de karakteristieken van een bepaalde plek benutten. Met deze vraag naar de mate waarin een gebouw zich dient te verhouden tot de aanwezige materialen en vakmanschap, en in hoeverre het daar onafhankelijk van kan zijn, raakt Smits aan een van de fundamentele paradoxen van de hedendaagse architectuur. Het is opvallend dat werken in Afrika deze vraag op scherp stelt en er wellicht ook zinnige antwoorden op biedt.
Prof. dr. ir. Tom Avermaete, hoogleraar TU Delft, afdeling Architectuur, promotor Michiel Smits.
Waarde PhD-onderzoek in praktijk
Michiel Smits onderneemt actie op zeer urgente problemen met betrekking tot de zelfredzaamheid van mensen in een problematische situatie. Een actie die praktijkgericht is, die kan omgaan met de vele variabelen in de praktijk, maar tevens wetenschappelijk onderbouwd is. Het toont aan dat promotieonderzoeken naar het werkbare maatschappelijke effect in real-live-situaties op wetenschappelijke wijze kunnen worden uitgevoerd. Dit levert ook bruikbare inzichten op voor het praktijkgericht onderzoek vanuit een HBO-situatie. Situaties waarin onze studenten een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren, op een onderzoekende manier die tevens aantoonbaar is. Daarnaast geeft zijn onderzoek meer inzicht in wat er nodig is qua onderzoeksopzet en -methodes, competenties van de docentonderzoeker, de studenten en actoren uit het werkveld.
Dr. ir. Emile Quanjel, lector Avans Hogeschool en copromotor van Michiel Smits.
Tekst: Michiel Smits
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 6 van 2017
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.