Nadat 2015 officieus de boeken in ging als het Jaar van de Container, moet 2016 het Jaar van de Oplossing voor het tekort aan (sociale) huurwoningen worden. Wat de vraag oproept of het vluchtelingenvraagstuk niet onderdeel is van een veel groter probleem. Moet er een Deltaplan komen voor de Nederlandse woningbouw? BNA-voorzitter Nathalie de Vries, Rijksbouwmeester Floris Alkemade en Biënnale-directeur Paolo Baratta geven hun visie.
De almaar groeiende toestroom van asielzoekers uit oorlogsgebieden in het Midden-Oosten en Afrika is hét wereldwijde politieke vraagstuk van dit moment en staat bovenaan de agenda van het Nederlandse EUvoorzitterschap, dat in juni eindigt. Inmiddels ligt het ook als ontwerpopgave op de tafel.
Ontwerpinitiatieven
In oktober 2015 startte de branchevereniging Nederlandse architectenbureaus (BNA) het initiatief Sense of Belonging. Een actie om betere oplossingen voor vluchtelingenopvang te bedenken, ‘omdat een dak nog geen huis is’. Vrijwel tegelijk lanceerde het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in samenwerking met Rijksbouwmeester Floris Alkemade een open oproep voor het ontwerpen van innovatieve huisvestingsoplossingen voor asielzoekers. In februari 2016 gevolgd door de internationale Refugee Challenge, een initiatief van What Design Can Do (de jaarlijkse designconferentie in Amsterdam), ondersteund door de IKEA Foundation en de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. En ook de Architectuurbiënnale in Venetië, die op 27 mei opent, staat in het teken van mensen die ‘op drift’ zijn geraakt. Reporting from the Front is de titel van deze editie, waarvan de Chileense architect en Pritzker Prize winnaar Alejandro Aravena curator is.
Architectuurbiënnale Venetië
Op de aankondiging van de Biënnale staat een foto van een vrouw boven op een keukentrap, uitkijkend over een uitgestrekte zandvlakte, zoekend naar overzicht op de situatie. Wat ze ziet? ‘Ik denk’, zei Biënnale-directeur Paolo Baratta bij de perspresentatie, ‘vooral desolaat land, met rijen van nederzettingen waar niemand trots op kan zijn; enorme teleurstellingen die staan voor een treurig, oneindig aantal van gemiste kansen van het menselijk vermogen om intelligent te handelen. Dit alles is tragisch, banaal, en het lijkt het einde van de architectuur te markeren. Maar de vrouw ziet ook tekens van creativiteit en hoop, en ze ziet ze in het hier en nu, niet in een of andere ideologische toekomst.’
BNA: Sense of Belonging
Ook BNA-voorzitter Nathalie de Vries is, ondanks de ontmoedigende omvang van de opgave (van de 30 duizend inwoners van asielzoekerscentra hebben zo’n 13 duizend een verblijfsvergunning en dus recht op een sociale huurwoning), positief gestemd. ‘We zitten in een land tjokvol goede ontwerpers! Alleen: die moet je dan wel erbij betrekken.’ Vandaar het initiatief van de BNA. ‘Er wordt nu gesproken over ‘een dak boven je hoofd’. Wij denken dat het gaat om: een thuis creëren, a sense of belonging. We moeten stoppen die container als ding te zien. Die woningen staan in een omgeving; in feite is het een kleinschalige vorm van stedenbouw. De tijdelijkheid is bovendien relatief; een asielzoekerscentrum staat er zo vijftien, twintig jaar. En veel mensen bij elkaar zetten heeft allerlei implicaties op gebied van leefbaarheid, sociale veiligheid – denk aan verveling, privacy. Voor ontwerpers is het denken over dat soort zaken dagelijkse kost. Er zijn prachtige voorbeelden uit het verleden van noodwoningen die er nog steeds staan. Laten we er niet te somber over zijn.’ De BNA zoekt de samenwerking met gemeentes, corporaties en het COA. Zij worden naar gelang hun vragen gekoppeld aan een van de vijftig architectenbureaus die zich – vrijwillig – hebben aangemeld. ‘Het gaat om zaken als: waar moeten we de opvang situeren; meteen bij een nieuw te ontwikkelen wijkje? En hoe presenteer je dat plan vervolgens aan de betrokken ontwikkelaar? Het moet in alle discretie gebeuren.’ Het denken over wijkontwikkeling roept de vraag op of het vluchtelingenvraagstuk niet onderdeel is van een veel groter probleem. Maar volgens De Vries is het tekort aan betaalbare woonruimte een andere kwestie. ‘Wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn er al meer dan tien jaar. Waarom? Door scheefwonen? Daar is weinig informatie over. Men schuift elkaar de bal toe. De overheid stelt dat de corporaties verantwoordelijk zijn voor de woningvoorraad, de corporaties op hun beurt wijzen op de verhuurdersheffing die in 2013 is ingevoerd en hen zou dwingen om woningen te verkopen in plaats van bij te bouwen. Het is een politiek probleem, waarbij de eerste stap is om het taboe te doorbreken. Sense of Belonging gaat niet daarover. Wij richten ons op asielzoekers in de periode na de eerste opvang.’
Rijksbouwmeester
Wat de initiatieven van de BNA en de Rijksbouwmeester met elkaar gemeen hebben, is hun geloof in ontwerpkracht. Het verschil is hun strategie. De BNA kiest voor een pragmatische benadering, terwijl Alkemade inzet op innovatie. ‘Ruim vijfhonderd partijen hebben zich naar aanleiding van de open oproep geregistreerd’, meldt hij tevreden. ‘We verwachten zeker een paar honderd ingediende plannen. Ik geloof ook niet in een overheid die met een heroïsch plan komt; dat suggereert dat we al precies weten wat we moeten doen, wat niet het geval is. Het gaat nu allereerst om het stellen van de juiste vragen. Duidelijk is dat de toestroom van asielzoekers niet op zichzelf staat; we hebben te maken met een veel grotere stroom van mensen die voortdurend in en uit de stad trekken. Vluchtelingen vang je niet op in tenten in een weiland; dat geeft miserabele toestanden en gaat voorbij aan de noodzaak aan integratie.’ Zoals architect Aravena het zegt: ‘tenten zijn een snel antwoord op de behoefte aan noodopvang, maar het is geld dat smelt.’
Maar wat is het alternatief? Alkemade: ‘De essentie van deze prijsvraag is dat er heel veel alternatieven worden aangedragen, en dat we die toetsen op waar het vastloopt, met elkaar vergelijken en zo mogelijk aan elkaar koppelen.’ De prijsvraag richt zich zowel op het herprogrammeren van leegstaande gebouwen als nieuwbouw (in Nederland of in buitenlandse opvanggebieden) en de huisvesting is bedoeld voor een brede doelgroep. Alkemade: ‘Ook expats, studenten en seizoenswerkers horen daarbij’. Vloeroppervlakte en budget zijn bewust niet gegeven, want ‘het gaat om dan wel om goedkope woningen maar niet per se om kleine; met dat uitgangspunt willen we een mix van bewoners trekken.’ Het bouwbesluit mag je negeren, als je kunt motiveren dat dat de innovatie ten goede komt. In een paar rondes worden zes plannen geselecteerd, waarvan het COA er na de zomer een aantal als pilots wil bouwen.
Comfort Cabins in Sociale Zaken
Eerder gaf de Rijksbouwmeester al een opdracht aan architect Pieter Stoutjesdijk, die in 2012 afstudeerde met een demontabele noodwoning van computergefreesde ‘puzzelstukken’ voor slachtoffers van de aardbeving die in 2010 Haïti trof [zie ArchitectuurNL 04/2013]. Hij heeft een soortgelijk product voor de Nederlandse markt ontwikkeld; de eerste modelwoning is nu te zien in het voormalige ministerie van Sociale Zaken in Den Haag. De Comfort Cabin, zoals het inbouwpakket heet, is een kubus waarin een keuken, badkamer, bergruimte en uitklapbaar bureau zijn opgenomen. Het ‘meubel’ is met enkel een inbussleutel in elkaar te schroeven en wordt met behulp van flexibele slangen aangesloten op het bestaande waterleidingnetwerk en riool. Een gas- en warmwateraansluiting (meestal niet in kantoorpanden aanwezig) zijn overbodig; koken gebeurt elektrisch en een boiler is ingebouwd. Kosten: vanaf 9000 euro per unit – een schijntje vergeleken met de 40.000 euro die een traditionele verbouwing van kantoorruimte tot appartement al gauw kost. Zo wordt herontwikkelen ineens interessant.
Structureel beleid
Want de Rijksgebouwendienst gaat het pand niet zelf verbouwen. Het ministerie is te koop gezet, waarbij de voorwaarde geldt dat de koper, alvorens hij het gebouw mag ombouwen tot particuliere huurwoningen, eerst tien jaar woonruimte moet aanbieden aan 350 statushouders. Dit is het liberale beleid dat de overheid voorstaat. ‘De bal ligt bij de markt, bij lokale overheden’, erkent Alkemade. Gemeentes moeten zich daarom actiever opstellen. ‘Ze zouden binnen hun steden en dorpen beter moeten kijken naar leegstand. De discussie over huisvesting verloopt nu moeizaam, ook doordat het beleid ad hoc bepaald wordt. Als je daar structureel over gaat nadenken, voor die brede groep mensen die de stad in- en uitstromen, dan kan je concreet met initiatieven van onderop en lokale marktpartijen aan de slag. Veel ontwikkelaars willen vooral nieuw bouwen, maar we bieden deze locaties aan voor transformatie tot wonen. Als je daar helder beleid voor hebt, dan krijg je mensen daar echt wel in mee. De noodzaak om vluchtelingen te huisvesten kan een motor zijn om goede betaalbare woningen te ontwikkelen in leegstaande panden.
Experimenten stimuleren
Klusflat Kleiburg in de Amsterdamse Bijlmer – ‘kansloos’ als het gebouw was voor 1 euro verkocht aan een groep creatieve ontwikkelaars, nu de meest gewilde galerijflat van Nederland – vindt Alkemade een goed voorbeeld. ‘Het toont hoeveel initiatief er bij mensen zelf zit. En het is het bewijs dat een gebouw dat op het eerste gezicht niets waard lijkt, wel degelijk potentie kan hebben. Dat is bijzonder hoopvol. Maar het is alleen mogelijk als je het experiment aangaat. Daarbij hoort ook dat je durft te falen. Het is eigen aan de bouwwereld om honderd procent zekerheid te willen voordat het bouwproces begint. Deze opgave gaat juist over onzekerheden, zoals tijdelijkheid en een fluctuerende vraag naar huisvesting.’ Het vereist een andere manier van plannen en ontwerpen, vandaar zijn oproep aan de politiek en de bouw: maak experimenteren mogelijk.
Breder perspectief
Volgens architect Reimar von Meding van KAW Architecten – betrokken bij Sense of Belonging en de bouw van verschillende AZC’s – loopt Alkemade daarmee op de zaken vooruit. ‘Vluchtelingenhuisvesting is een maatschappelijk vraagstuk. Het gaat niet over klein, goedkoop of snel bouwen; dat is een fout waar veel ontwerpers intrappen. Ze zoeken naar een oplossing waarmee je kunt bewijzen dat je als architect iets toevoegt: een mooi noodpaviljoen, een slim inbouwpakket. Ik vind dat wat mager. Het kan best het sluitstuk van een exercitie zijn. Maar je lost er structurele problemen, zoals de – begrijpelijke – weerstand tegen de bouw van AZC’s, niet mee op.’
Wat architecten wel kunnen toevoegen: ‘dat er voor iedereen iets te winnen valt. Eigenlijk is het gek dat we met de bevolkingskrimp in Nederland, de vluchtelingen niet omarmen. We benaderen het als een op zichzelf staand probleem: mensen uit verre oorden hebben onderdak nodig. Beter zou zijn om die vraag te verbinden aan regionale en stedelijke opgaven, aan wijkontwikkeling.’ Von Meding benadrukt dat hij niet dé oplossing heeft. Het gaat hem erom dat ontwerpers in staat zijn de situatie vanuit een ander perspectief te bekijken. Een voorbeeld: ‘Er is ophef over het feit dat sociale huurwoningen door vluchtelingen worden ‘ingepikt’. Waarom bouwen we dan niet in plaats van nieuwe AZC’s nieuwe huurwoningen, en wijzen de oude toe aan asielzoekers? Of neem Rotterdam, waar net – je kunt het haast niet geloven – besloten is 12.000 goedkope woningen te slopen. Dan denk ik: dát moeten wij als ontwerpers op de agenda zetten.’ Von Meding denkt dat de vloedgolf aan vluchtelingen, net zoals de situatie na de vloedgolf uit 1953, vraagt om een Deltaplan. ‘Doel was destijds om voor het hele land iets te bewerkstelligen dat je in je eentje niet voor elkaar krijgt. Het Deltaplan was uiteindelijk iets positiefs, waarvan we geleerd hebben om te leven met water, in plaats van ertegen te vechten. Het was een ongewone oplossing; men besloot om niet de dijken op te hogen, maar het water de pas af te snijden. Die andere manier van denken – dat is wat nu nodig is. zoeken naar een oplossing waarmee je kunt bewijzen dat je als architect iets toevoegt: een mooi noodpaviljoen, een slim inbouwpakket. Ik vind dat wat mager. Het kan best het sluitstuk van een exercitie zijn. Maar je lost er structurele problemen, zoals de – begrijpelijke – weerstand tegen de bouw van AZC’s, niet mee op.’
Wat architecten wel kunnen toevoegen: ‘dat er voor iedereen iets te winnen valt. Eigenlijk is het gek dat we met de bevolkingskrimp in Nederland, de vluchtelingen niet omarmen. We benaderen het als een op zichzelf staand probleem: mensen uit verre oorden hebben onderdak nodig. Beter zou zijn om die vraag te verbinden aan regionale en stedelijke opgaven, aan wijkontwikkeling.’ Von Meding benadrukt dat hij niet dé oplossing heeft. Het gaat hem erom dat ontwerpers in staat zijn de situatie vanuit een ander perspectief te bekijken. Een voorbeeld: ‘Er is ophef over het feit dat sociale huurwoningen door vluchtelingen worden ‘ingepikt’. Waarom bouwen we dan niet in plaats van nieuwe AZC’s nieuwe huurwoningen, en wijzen de oude toe aan asielzoekers? Of neem Rotterdam, waar net – je kunt het haast niet geloven – besloten is 12.000 goedkope woningen te slopen. Dan denk ik: dát moeten wij als ontwerpers op de agenda zetten.’ Von Meding denkt dat de vloedgolf aan vluchtelingen, net zoals de situatie na de vloedgolf uit 1953, vraagt om een Deltaplan. ‘Doel was destijds om voor het hele land iets te bewerkstelligen dat je in je eentje niet voor elkaar krijgt. Het Deltaplan was uiteindelijk iets positiefs, waarvan we geleerd hebben om te leven met water, in plaats van ertegen te vechten. Het was een ongewone oplossing; men besloot om niet de dijken op te hogen, maar het water de pas af te snijden. Die andere manier van denken – dat is wat nu nodig is.
Fotobijschriften:
1. AZC Gilze Rijen (2016-2020) Ontwerp: Braaksma & Roos Architectenbureau en Marlies van Diest. Het Asielzoekerscentrum Gilze Rijen is sinds de jaren negentig gevestigd op een voormalig kazerneterrein in het bos, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd gebouwd. In opdracht van het COA is door Braaksma & Roos Architectenbureau een plan gemaakt voor de renovatie van de zeventig sterk verouderde gebouwen, waarvan het merendeel rijksmonument is. De panden worden opgeknapt en opnieuw ingedeeld, aansluitend op het strikte programma van eisen. De groene omgeving wordt ingezet om ruimtelijke meerwaarde te creëren, met speel- en recreatieplekken en meer diversiteit in de begroeiing.
2. Hoop in een desolaat land, Reporting from the front, Architectuurbiënnale Venetië.
3 en 4. De Israëlische architecte Malkit Shoshan (links naast minister Bert Koenders op foto 4) doet onderzoek naar de architectuur van VN-vredesmissies. Over de hele wereld zijn er honderden van deze ‘compounds’: zelfvoorzienende eilanden die nauwelijks bijdragen aan een beter leven voor de bewoners. Shoshan zoekt naar nieuwe ruimtelijke oplossingen die ook betekenis hebben voor de lokale gemeenschappen. In opdracht van Het Nieuwe Instituut treedt Shoshan op als curator voor het Nederlands Paviljoen tijdens de Architectuurbiënnale Venetië 2016. Deze presentatie wordt opgebouwd rond een casestudy van Camp Castor in Gao, Mali (foto 3).
5. Comfort Cabin, Den Haag (2016) Prototype van de Comfort Cabin in het voormalige ministerie van Sociale Zaken, Den Haag. Opdracht: Atelier Rijksbouwmeester, Ontwerp: Pieter Stoutjesdijk.
6. Paviljoen, Delft (2016) Ontwerp van architect Pieter Stoutjesdijk voor een paviljoen, vervaardigd met dezelfde computergestuurde freestechniek als de Comfort Cabin. Een pilot wordt deze zomer gerealiseerd op het terrein van de faculteit bouwkunde in Delft.
7. Cubestee houten woonkubus. Al voordat de vluchtelingenkwestie zich aandiende, bedacht architect Haiko Meijer van Onix – in antwoord op de lange wachtlijsten voor sociale huurhuizen en het tekort aan betaalbare starterswoningen – Cubestee, een houten woonkubus van 6x6x6 meter. Te gebruiken als tweelaagse gezinswoning van 72 m2, of opdeelbaar in twee wooneenheden van 36m2. Prijs: vanaf 70.000 euro per kubus. Zelf bouwen is door het eenvoudige ontwerp ook een optie; de dubbelhoge ruimte kan naar gelang de veranderende woonbehoefte doorontwikkeld worden door er vloeren en muren in te timmeren. De kubussen zijn schakel- en stapelbaar, waardoor ze ingepast kunnen worden in herstructureringswijken.
8. Hub, Rotterdam (2016) Ontwerp: Kraaijvanger. De Hub is een demontabel, modulair bouwsysteem waarmee leegstaande panden omgebouwd kunnen worden tot woonruimte. Het inbouwpakket omvat een keuken, badkamer, maar ook verwarming, internet en een geluidsinstallatie. Het idee is dat bewoners de Hub leasen; leveranciers van materialen, data, energie, water en afvalverwerking financieren het bouwsysteem. De eerste Hub staat samen met een Bedhub sinds 20 januari in het Gele Gebouw in het Rotterdamse Zomerhofkwartier.
Tekst: Kirsten Hannema
Dit artikel werd gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 2 van 2016.
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.