Op 16 april werd in de Rozet in Arnhem de 27e editie van het Jaarboek Architectuur in Nederland gepresenteerd. Namens de redactie – die voor het tweede jaar bestond uit architectuurhistorica Linda Vlassenrood, ontwikkelaar Edwin Oostmeijer, universitair hoofddocent faculteit bouwkunde TU Delft Tom Avermaete en architect Hans van der Heijden (biq stadsontwerp) – gaf laatstgenoemde een toelichting op de selectie van projecten. Van de crisis merkt de redactie nog steeds weinig, dat komt doordat de projecten veelal jaren geleden ontworpen zijn. Maar liefst ruim 350 projecten van hoge kwaliteit werden ingezonden. 60 daarvan heeft de redactie bezocht en uiteindelijk belandden er 30 in het boek, dat volgens de vaste formule en opmaak is samengesteld. De werken variëren van big icons tot kleinschalige interventies. En juist voor die kleinschalige alledaagse opgaven hield architect Van der Heijden een pleidooi.
Vernieuwing of traditie
Was tot voor kort vernieuwing – het idee dat een project vorige projecten omver werpt of overtroeft – een belangrijk criterium, nu zoekt de redactie andere kaders om projecten te beoordelen. Inpassing in of versterking van de context bijvoorbeeld en de wijze van omgang met traditie. In de essays in het Jaarboek gaat Tom van Avermaete in op context en Van der Heijden op traditie. Zowel context als traditie worden niet gezien als een vaststaand gegeven of een gesloten systeem van waarden, maar als een dynamische entiteit.
Van der Heijden wil de aloude controverse tussen traditionalisten en modernisten doen verstommen en toont overeenkomsten tussen de montage architectuur van supermodernist Winy Maas en die van postmodernist Soeters. Op die montage-architectuur wezen Venturi en Scott Brown al in hun boek Learning from Las Vegas, en zij toonden daarin aan dat het met deze montagetechniek twee kanten kan opgaan: Of het gebouw is zelf een groot symbool (Maas) of het is een efficiënt casco dat wordt voorzien van beelden die daar los van staan (Soeters).
Het lelijke en het gewone
Tegenover die oppervlakkige beeldcultuur, of die nou supermodern of postmodern is, plaatst Van der Heijden een andere stroming in de architectuur die vooral buiten Nederland bloeit en weer waardering vindt, die van een tektonische benadering van architectuur, die naast beeld ook typologie, maatsystematiek, materiaalvoering en proportionering als ingrediënten heeft. De terugkeer van het schuine pannendak en bakstenen gevels zijn hier de meest in het oog springende oppervlakkige kenmerken van, maar het gaat veel dieper.
In het buitenland is deze trend veel sterker, volgens Van der Heijden, getuige de Common Ground Biënnale in Venetië in 2012, waarvan de expositie Pasticcio nu in Antwerpen te zien is en veel belangstelling trekt. In die expositie is uit Nederland overigens alleen Van der Heijdens bureau Biq vertegenwoordigd. Toch zijn er natuurlijk meer Nederlandse architecten die al jaren gestaag werken in deze traditie. Als eerste voorbeeld hiervan staat in het Jaarboek een woningbouwproject in Brunssum, ontworpen door Jo Janssen en Wim van den Bergh, dat zich voegt naar “het lelijke en gewone” van het mijnwerkersdorp Treebeek. Het lijkt nuchtere alledaagse architectuur, maar stijgt daar bovenuit, het is een eenvoudig antwoord op een complexe vraag. Zorgvuldig ontworpen, qua stedenbouw, typologie, bouwfysica, materialisering, proportionering en detaillering. Hetzelfde geldt voor de donkere bakstenen woningbouw Berflo Es Zuid in Hengelo van Korth Tielens architecten, de A.J. Schreuderschool (zmlk) in Rotterdam van Korteknie Schumacher Architecten en de woongebouwen van Arjen Hoogeveen in de Transvaalbuurt in Amsterdam met woningen voor ouderen en begeleid wonen. Op kleinere schaal zijn de woningen in de Wenslauerstraat van M3H architecten, het woonhuis in Noord-Sleen van Nine Oaks en de verbouwing van een bijbellokaal tot woning in Overschie van Franz Ziegler exponenten van genoemde architectuurbenadering. Op niveau ‘XS’ de zorgvuldig gedetailleerde koepel van inbo op de Overplaats in Heemstede, die als uitzichtpunt fungeert. “Alledaagse opgaven doen ertoe en behoren in het architectonisch domein ontwikkeld te worden” concludeert Van der Heijden.
Drie van de zojuist genoemde architecten, Marc Reiniers van M3H, Jo Janssen en Gus Tielens (Korth Tielens) betraden na Hans van der Heijden het podium voor een discussie over de toekomst van woningbouw. Conclusies: De architect moet geen geveltoerist worden, maar zelf doordachte plattegronden ontwerpen op maat, voor verschillende groepen bewoners. Ambachtelijkheid, kleinschaligheid, gefaseerd bouwen en wendbaarheid zijn van belang voor een goede woningbouw, aldus de drie.
XL op cover
Na al dat gepraat over kleinschaligheid, alledaagsheid en ambachtelijkheid, was het toch vreemd dat ook de iconen van MVRDV (Glazen boerderij in Schijndel) en OMA de Rotterdam geselecteerd zijn voor het Jaarboek, en dat de laatste zelfs op de cover prijkt. Hoewel, dat krachtige beeld dat inmiddels wereldwijd verspreid is, zal ongetwijfeld gunstig zijn voor de verkoopcijfers. Overigens plaatsen Hans van der Heijden en Edwin Oostmeijer in hun essays wel kritische kanttekeningen bij deze projecten.
Op de vraag van architectuurcriticus Tracy Metz, die de uitreiking van het Jaarboek in de Rozet modereerde, aan Kees van Casteren, projectarchitect van OMA van De Rotterdam, waarom hij dacht dat zijn project gekozen was voor de cover kon hij niet meer bedenken dan de XL omvang van het project. Maar staat dat niet lijnrecht tegenover de trend naar kleinschaliger architectuur, waarover de redactie schrijft en spreekt? Met een knipoog gaf Van Casteren toe dat ook OMA in Rotterdam steeds kleinschaliger bouwt: Het stadskantoor is al van een kleinere schaal en het Forum gebouw is nog een maatje kleiner.
Architectuur in Nederland – Jaarboek 2013/2014
Redactie Tom Avermaete, Hans van der Heijden, Edwin Oostmeijer, Linda Vlassenrood
Vormgeving Joseph Plateau
ISBN 978-94-6208-115-4
€ 39,50
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.