“Herken je het al”, vraagt John Körmeling (1959) nieuwsgierig. Na een korte stilte: “De Citroëngarage naast het Olympisch Stadion in Amsterdam! Een gebouw van Jan Wils, een van mijn favoriete architecten.” Het vergt enig inlevingsvermogen maar inderdaad is in dit gebouwtje van amper vier bij vier meter de ronde raampartij van de monumentale autoshowroom uit 1931 te herkennen. Het is slechts een van de twintig van iconen uit de Nederlandse architectuur die Körmeling nabouwde voor zijn Happy Street, het Nederlandse paviljoen voor de Wereldexpo in Shanghai.
Ook vertegenwoordigd zijn miniatuurtjes van het Cineac Theater in Amsterdam (Jan Duiker), een Amsterdamse Schoolwoning, een gebouwtje van Dudok, en – uiteraard – het Rietveld-Schröderhuis. “Nederland heeft een rijke architectuurgeschiedenis. Nu kan de hele wereld daarmee in één korte wandeling kennismaken.”
De huisjes zijn meteen ook het meest architectonische element van Happy Street. Strikt genomen is het paviljoen geeneens een gebouw maar wat dan wel, een achtbaan? “Het is een grote kermis”, verbetert Körmeling zonder een spoor van ironie. Inderdaad zullen vanaf de opening op 1 mei knipperen de lichtgevende woorden happy street van een hoogte van 25 meter als een flipperkast knipperen. Aan de rode straat liggen witte huisjes, met helemaal bovenin de knalgele VIP-ruimte in de vorm van een kroon. Het polderlandschap op de begane grond bestaat uit groen kunstgras, doorsneden met kunstmatige blauwe slootjes. “Alles is nep. Het paviljoen mag er vooral niet uitzien als het echte Nederland. Dat is zo saai. Je komt toch naar zo’n Wereldexpo om een leuke dag te hebben.”
5000 bezoekers per uur
Happy Street is niets meer dan één kronkelende straat volgebouwd met architectonische iconen en anonieme archetypen als de klokgevel en het rijtjeshuis – compleet met koddige lantaarnpalen en putdeksels. In de vorm van een acht slingert deze ruim vierhonderd meter lange straat zich op tientallen pilaren naar een hoogte van ruim twintig meter en weer naar beneden. Dat acht het Chinese geluksgetal is, dat wist Körmeling nog niet toen hij ontwerp maakte. “Deze vorm resulteerde in een zo lang mogelijk straat op het beperkte grondoppervlak.”
De keuze voor een straat had vooral een praktische reden. “Een ontwerpeis was dat het paviljoen 10 procent van de verwachte 70 miljoen bezoekers moet kunnen verwerken, wat neerkomt op ongeveer 5000 mensen per uur. Nu staan de mensen in de rij zonder dat ze het doorhebben.” Daarbij wilde hij een paviljoen maken waar mensen gewoon naar binnen kunnen lopen. “De straat is vijf meter breed en op plekken waar drang wordt verwacht zes meter in verband met de vereiste doorstroming. Ook hangen er enkele platforms waar men kan rondkijken of uitblazen.
Er zijn verschillende looproutes, want op het kruispunt van de acht splitst de weg zich naar links én rechts.” Al moesten de Chinezen erg wennen aan “het paviljoen zonder dak of deur”, schatert Körmeling. “Op gegeven moment boden ze zelfs aan om een schutting voor ons te bouwen. Dat verzin je toch niet, een schutting!”
Van straat tot huisje tot lantaarnpaal, werkelijk het hele paviljoen is van staal. “Alles is ter plekke op maat gezaagd en gelast. De bouwtekeningen hebben we al op de eerste dag weggegooid”, zegt Körmeling, die met bouwhelm en in overall met werkhandschoenen in de achterzak over de bouwplaats loopt. Naast ontwerper is hij vooral ook maker van het paviljoen. Zo was het ook bij zijn andere architectonische kunstwerken, zoals het Draaiende Huis op een rotonde bij Tilburg en het theehuis in Theehuis in park Valkenberg in Breda.
Pleidooi voor een levendige stad
Hoewel Körmeling is opgeleid tot architect is hij vooral scheppend kunstenaar. Al blijven stedenbouw, ruimtelijke planning en de architectonische praktijk het leitmotiv in zijn oeuvre – veelal met een ironische ondertoon. Zo bouwde hij al eens een reuzenrad voor auto’s als oplossing voor het parkeerprobleem. Zijn Happy Street ziet hij als een pleidooi voor een levendige stad waarin alle facetten van de samenleving samenkomen. “Geluk begint in je eigen straat, daar waar je samenwoont met je buren. Een goede straat is levendig, er wordt gewoond en geleerd maar er is ook handel en bedrijvigheid en zelfs landbouw. Hopelijk raken mensen hierdoor geïnspireerd. Dat we zuinig moeten zijn op onze steden en niet alles maar moeten plannen. Een stad moet zich organisch vormen.”
De opdracht voor het Nederlandse paviljoen kreeg hij na een besloten prijsvraag waarvoor ook de gelauwerde architectenbureaus Neutelings Riedijk en UN Studio, de landschapsarchitect Adriaan Geuze van West 8 en productontwerper Marcel Wanders werden gevraagd. “John heeft een aantal praktische problemen slim opgelost en tegelijkertijd een originele invulling van het thema Better city, beter life gegeven”, licht Mels Crouwel, als Rijksbouwmeester verantwoordelijk voor de selectieprocedure, de keuze toe. “Daarbij heeft het een markante vorm die opvalt. Zo’n paviljoen is in de eerste plaats natuurlijk een landenpromotie.”
Kunst en humor
De kosten voor de bouw en exploitatie worden geschat op 20 miljoen euro, bijeen gebracht door de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven. Of deze begroting nog steeds realistisch is? De kunstenaar-architect heeft geen idee. Er werden voortdurend nieuwe eisen gesteld aan de veiligheid van zijn gelukstraat. Een domper was dat de huisjes moesten worden afgesloten. Deze fungeren nu als vitrines waarin Nederlandse technologieën op het gebied van energiebesparing en duurzaamheid worden tentoongesteld. Ook zal er kunst zijn te zien in het paviljoen, veel kunst zelfs. “Ik vind kunst net zo belangrijk als uitvindingen en architectuur voor nieuwe inzichten en kansen op verbeteringen. Alleen is het niet aan regels gebonden. ”
Maar waarmee Happy Street zich vooral onderscheidt van de overige paviljoens is Körmelings ontregelende humor. Zo kunnen de overwegend Chinese bezoekers zich op de foto laten zetten in een absurdistische cartoon van Gummbah en wordt een draaiorgel ingevlogen. Het staat in een schril contrast met bijvoorbeeld het paviljoen van de Verenigde Arabische Emiraten, dat uitpakt met een lichtgevende woestijnduin, een ontwerp van Norman Foster. Of de Duitsers met ingenieuze constructie van 80 miljoen euro die elke menselijke maat mist.
“Kille, doodse bouwwerken” vindt hij deze architectonische krachtpatserij. “Met overal hightech beeldschermen en gewauwel over duurzaamheid. Daar kun je anno 2010 toch niet meer mee aankomen.” Wat overigens niet betekent dat zijn paviljoen niet duurzaam is. “Na de Wereldexpo kan het gewoon in worden stukken gezaagd en worden omgesmolten. Het is dus 100 procent recyclebaar.”
Aanvullende gegevens
Projectteam | John Körmeling & Rijk Blok |
---|---|
Opdrachtgever | NL EVD Internationaal, Den Haag |
Landschapsarchitectuur | ZUS in samenwerking met ABT, Tongji Universiteit (Shanghai) en Sfeco (Shanghai) |
Constructeur | Rijk Blok |
Hoofdaannemer | Shanghai Baoye Group |
Start bouw | Januari 2009 |
Oplevering | April 2010 |
Bruto grondoppervlakte | 5000 m2 |
Bruto vloeroppervlakte | 4000 m2 |
Totale stichtingskosten | € 20.000.000 |
Tekst | Jeroen Junte |
Foto's | John Körmeling |
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.