Rem Koolhaas, Bjarne Mastenbroek, Winy Maas, Adriaan Geuze, Kees Christiaanse, Willem-Jan Neutelings en Michiel Riedijk – het is slechts een greep uit de lange lijst met vermaarde architecten die hun maquettes laten maken door Vincent de Rijk. Zijn maquettes zijn een abstractie van een gebouw, tonen de vorm en het functioneren. ‘Ik geef misschien niet veel informatie met mijn maquettes maar probeer de informatie zo zuiver mogelijk te houden.’
In de miniatuurarchitectuur van de Rotterdamse ontwerper Vincent de Rijk (1962) ontbreken sprekende details. Als er al muren, vloeren of menselijke figuurtjes worden gebruikt, zijn deze gewoon meegegoten in de massieve kunststof, een techniek die De Rijk in de afgelopen twee decennia heeft verfijnd. Sommige maquettes zijn opgebouwd uit massieve lagen gekleurd polyester van wel van 15 centimeter dikte. ‘Volgens de producent was 2 centimeter het maximale volume.’ Maar net zo makkelijk werkt hij met hout, gips of aluminium. Voor een stedenbouwkundig onderzoek van ontwerper Jan Konings naar de economische potentie van de achtergestelde Tarwewijk in Rotterdam-Zuid maakte De Rijk huizenblokken van ruw drijfhout uit de havens. De maquette van de twee CCTV-torens in Beijing van OMA waren gesloten volumes van respectievelijk wit (de hoekige krul) en hout en aluminium (de rechte toren ernaast). ‘Soms maak ik ook een maquette waar het dak wél af kan. Elke opdracht vraagt om een unieke uitwerking.’
Dynamische werkwijze bureau OMA
Cruciaal in de ontwikkeling van De Rijk is de samenwerking met Rem Koolhaas die resulteert in een nieuwe kijk op maquettes. In plaats van een letterlijk schaalmodel – een 3D-schets, zeg maar – wordt een conceptuele interpretatie van een architectonisch ontwerp geïntroduceerd. De dynamische werkwijze van het nog prille OMA bleek een vruchtbare voedingsbodem voor het ontwikkelen van De Rijks unieke stijl. ‘Het bureau was begin jaren negentig een heksenketel waarin Koolhaas hoogstpersoonlijk teams samenstelde met zeer uiteenlopende types en disciplines. De tekeningen waren soms letterlijk schetsen en er werd gesproken in een jargon waarvan ik geen woord begreep. Het bood mij de vrijheid om geen letterlijke schaalmodellen te maken maar de essentie van het ontwerp te zoeken. Ik maak een visualisatie van al de plannen en ideeën die in een project samenkomen. Soms zelfs een simplificatie.’ Hij denkt even na: ‘Een abstractie is het, want daarmee maak je de kracht van een gebouw zichtbaar.’ Na zijn afstuderen aan de Design Academy eind jaren tachtig werkte De Rijk aanvankelijk als keramist. Met architectuur was hij niet bekend. Hij is er met studiegenoot Frans Parthesius ‘gewoon min of meer ingerold’. Bij toeval wordt het duo in 1987 gevraagd om een maquette te bouwen voor een architect in Rotterdam, de eerste opdracht in zijn nieuwe woonplaats. ‘Een haastklus eigenlijk.’ Maar blijkbaar valt het miniatuurgebouw op, want kort daarop volgt de opdracht van OMA om een maquette te maken voor de prijsvraag van het nieuw te bouwen NAi in Rotterdam. ‘Ik werd in het diepe gegooid.’ Inmiddels is nog maar één op de vijf maquettes van de studio van De Rijk voor OMA maar er waren tijden dat driekwart van het werk van OMA kwam. Zo maakte zijn studio de maquettes voor aansprekende gebouwen als de Stockexchange in Shenzhen en G-star in Amsterdam maar ook nooit gebouwde projecten als een museum in Zaragosa of een woontoren in Mexico.
Autonome kunstwerken
Gaandeweg is de informatiestroom waaruit De Rijk kan putten voor het maken van een maquette steeds omvangrijker geworden – zowel bij OMA als ook bij andere bureaus waarvoor hij werkt. Niet toevallig zijn dat vooral oud-werknemers van OMA, zoals Winy Maas van MVRDV en Neutelings Riedijk. Maar hij filtert bewust de informatiestroom. ‘Er zijn boekjes, schetsen, geschreven teksten en losse gesprekken met de architecten. Meer heb ik niet nodig. Daarin zie ik de vaste patronen die het uitgangspunt worden voor mijn maquette. Dat is een intuïtieve beslissing.’ Daarbij moet De Rijk op een gegeven moment ook aan de slag kunnen. ‘Het tijdstip waarop ik bij het proces wordt betrokken, luistert nauw. Is dat te vroeg, dan bestaat het risico dat het ontwerp nog wordt aangepast. Is dat te laat, dan kom ik in tijdnood.’ Zou hij voor willekeurig welk architectenbureau een maquette kunnen maken? ‘Nee, dat denk ik niet. De gebouwen van Zaha Hadid bijvoorbeeld leunen zo sterk op vorm, daar kan ik niks meer aan toevoegen.’ Ook moet er een klik zijn. ‘Er moeten voldoende aanknopingspunten zijn om een autonome maquette te kunnen ontwerpen. Als een ontwerp al helemaal af en klaar is, lukt dat niet. Daar kan ik niets meer aan toevoegen.’ Maar een architect die hem vraagt met een maquette een andere kijk op een ontwerp te geven, wordt ook beleefd geweigerd. ‘Ik ben er niet om een vastgelopen ontwerp vlot te trekken.’ Het is niet zijn ambitie om onderdeel te zijn van het ontwerpteam, zegt hij nadrukkelijk. ‘Ik denk zelfs dat ik geen invloed heb op het ontwerpproces. De maquette is vaak pas op het laatste moment af.’ Hij maakt zijn maquettes ook altijd in de beslotenheid van zijn eigen werkplaats. ‘Anders komt er geen einde aan de informatiestromen. Architecten willen nu eenmaal voortdurend aanpassingen doen.’ Daarom moeten architecten langskomen op de studio van De Rijk. ‘Ook Rem, ja.’ Natuurlijk kan een architect daarbij geïnspireerd raken. ‘Maar dan nog maakt de architect uiteindelijk zelf de keuze of, en zo ja, hoe hij zijn ontwerp aanpast. Mijn maquette is dan hooguit een van de vele inspiratiebronnen.’ Dat zijn maquettes, die veelal de zeggingskracht van een autonome kunstwerk hebben, na de presentaties en pitches uit zicht verdwijnen, daar heeft hij geen moeite mee. ‘Ik ben een dienstbaar ontwerper. De meeste van mijn maquettes krijgen een prominente plek in de kantoorruimte van de bureaus, waar ze een blijvende bron van inspiratie zijn.’
Prototype
Op zijn studio werkt De Rijk met twee medewerkers. Afhankelijk van de projecten kan dat team uitgroeien tot tien medewerkers, de participerende architecten niet meegerekend. De output is de afgelopen jaren veranderd. ‘We maken hooguit nog vijf, zes maquettes per jaar. Ik probeer meer de kant van sculpturale objecten en design op te gaan.’ De Rijk wijst op een serie afgeronde voorwerpen van hout en kleurig polyester in een hoek van de stoffige werkplaats. ‘Dit is een serie designobjecten voor Hella Jongerius voor een expositie in een galerie in Parijs.’ Daarnaast maakt hij autonome objecten waarin zijn handschrift helder doorschemert. Op een plank in zijn studio staat een serie organische schalen van translucent polyester. Tegen een muur leunt een plafondlamp die hij op bestelling maakt. Ook ontwerpt hij architectonische objecten. Voor het informatiecentrum Rechtspraak in Rotterdam van architectenbureau Kempe Thill maakte hij de Geschillenbalie, een semitransparante balie van wit polyester platen die van achteren wordt aangelicht en zo een zacht licht verspreid. Voor OMA maakte hij een balie in de Berlijnse ambassade en kasten voor Prada.
Heeft de maquette nog toekomst?
Heeft de maquette nog wel toekomst nu er met computeranimaties een levensechte impressie van een gebouw kan worden gerealiseerd? ‘Ooit waren er naast de maquette alleen de schetsen. Dat werden complete boekwerken. Daar zijn nu renderings bijgekomen. Deze technieken blijven naast elkaar bestaan en vullen elkaar aan. Door de diversiteit aan informatie over het ontwerp kan een maquette abstracter en autonoom blijven. Een ding dat op tafel staat, waar je omheen kunt lopen, net als een echt gebouw, zodat je in één oogopslag ziet hoe het gebouw eruit ziet en hoe het werkt, dat blijft een onmisbaar.’
Tekst: Jeroen Junte
Fotografie: Frans Parthesius, Hans Werlemann
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 1 van 2015
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.