In veel steden worden initiatieven ter verbetering van de stedelijke omgeving ontplooid voor en door bewoners. De drijvende kracht achter deze bottom-up projecten: het stadslab. Het stadslab kent vele varianten, van activistische bewonersgroep tot een hoogwaardig kennisplatform en van verbetering van luchtkwaliteit en openbare wijkvoorzieningen tot een complete gebiedsvisie door hergebruik van leegstaande bedrijfspanden. Ook voor architecten en stedenbouwkundigen biedt het stadslab nieuwe mogelijkheden.
In Rotterdam buigt het burgerinitiatief STEK zich over ideeën om de luchtkwaliteit op de drukke verkeersader ’s-Gravendijkwal te verbeteren. Het platform Duurzaam Dordrecht ontgint met bewoners braakliggende grond voor tijdelijke stadsnatuur en stadslandbouw. In Arnhem heeft het Departement Tijdelijke Ordening een verwaarloosde bouwkavel omgetoverd tot een kunstzinnig parkje, waarmee de hele buurt een positieve boost krijgt. Zelfs in steden als Sittard, Deventer en Hillegom worden soortgelijke stadsinitiatieven ontplooid voor en vooral ook door bewoners. De drijvende kracht achter deze bottom-up projecten: het stadslab ‘De definities van stadslabs zijn breed maar er zijn criteria’, zegt Bas van der Pol, projectleider stadslabs bij architectuurcentrum AIR in Rotterdam. ‘Het moet zich buigen over stedelijke vraagstukken. Dat kan variëren van een complete gebiedsvisie door hergebruik van leegstaande bedrijfspanden tot verbetering van luchtkwaliteit en wijkvoorzieningen.’ Ook moet gezocht worden naar innovatieve of alternatieve oplossingen voor die stedelijke vraagstukken. ‘Het is tenslotte een lab.’ Maar de organisatie ervan kan uiteenlopen van een coalitie van activistische bewoners tot een hoogwaardig kennisplatform dat zich buigt over stedelijke vraagstukken. ‘Al is bijna altijd sprake van een ideologische overtuiging. Bijna alle labs buigen zich over urgente sociale thema’s als duurzaamheid, inclusiviteit en leefbaarheid.’
Participatiesamenleving
De opkomst van het stadslab hangt nauw samen met de introductie van de participatiesamenleving, waarbij de overheid meer invloed aan de burger geeft, zegt Jeroen Niemans, mede-auteur van Het nieuwe stadmaken. Van gedreven pionieren naar gelijk speelveld (uitgeverij Trancity, 2015), het eerste boek dat dit nieuwe fenomeen onder de loep neemt. ‘De crisis heeft daarin een rol gespeeld. Er was weinig geld dus de overheid was allang blij als de burger zelf het initiatief nam voor wijkprojecten of stadsvernieuwing. Tegelijkertijd is de burger mondiger geworden en kan hij zich beter organiseren, bijvoorbeeld op internet. Inmiddels is er zelfs een positieve besmetting. Burgers zien dat je iets voor elkaar kunt krijgen en starten zelf ook een stadslab.’
Maassilo
De toegevoegde waarde van het stadslab is breed. Het kan opgaven op het vlak van leegstands- en herbestemmingsproblematiek agenderen of zelfs alternatieve oplossingen aandragen. Ook kan het de betrokkenheid van de burger bij de leefomgeving vergroten of juist als klankbord fungeren voor het lokale bestuur. In Rotterdam buigt een stadslab zich over de ruimtelijke omgeving van de Maassilo, een cultureel bedrijfsverzamelgebouw dat een eiland is in het volkse Rotterdam-Zuid. Met sportfaciliteiten, meer groen en activiteiten worden wijkbewoners bij de Maassilo betrokken en andersom. Van der Pol: ‘In Rotterdam spelen zulke stadslabs een onmisbare rol bij het verwezenlijken van de veerkrachtige stad, wat officieel gemeentebeleid is.’
Rotsoordbrug
Maar deze kleinschaligheid en diversiteit heeft ook nadelen. Veel kennis is versplinterd over de lokale stadslabs. Sommige stadslabs zijn ooit begonnen door één betrokken burger. Marit Overbeek, werkzaam als ‘online storyteller’ bij bouwbedrijf Heijmans, startte vier jaar geleden met enkele wijkgenoten in Utrecht een initiatief om zelf een wandelbrug te bouwen. ‘Daardoor zou je onze wijk, de versteende Rivierenwijk, kunnen verbinden met het groen en de voorzieningen van de wijken aan de overkant van de Vaartse Rijn. Bovendien kan de brug het voormalige industriegebied Rotsoord meer levendigheid brengen. Maar het duurde even voordat wij door de gemeente serieus werden genomen. Er wordt al snel gedacht in termen van amateurs en eigenbelang.’
Commitment gemeente
Toch wil Jeroen Niemans juist een lans breken voor de informaliteit. ‘De kracht van het stadslab is nou juist dat het zich buigt over een specifieke lokale vraag. Dat vraagt maatwerk. Bovendien is een stadslab gericht op een experimentele aanpak. Dat vraagt om een open blik.’ Op lokaal niveau staat de toegevoegde waarde van het stadslab dan ook buiten kijf. ‘Juist omdat de initiatieven drijven op inzet van de bevolking is het draagvlak groot.’ Een voorwaarde is wel dat een gemeente zich committeert aan zijn stadslabs. ‘In Almere heeft de gemeente veel invloed gegeven aan de burger. In een wijk als Oosterwolde kunnen bewoners zelfs helemaal hun gang gaan. Dat is niet los te zien van de opkomst van stadslabs. Deze ontwikkelingen stimuleren elkaar’, is de stellige overtuiging van Niemans, die als onderzoeker werkt bij Ruimtevolk, een landelijk onderzoeks- en kennisinstituut voor stedelijke en regionale innovatie.
Ontsluiting kennis stadslabs
Door de grote verscheidenheid aan initiatieven ontbreekt het vaak aan een zichtbaar loket waar de overheid zich kan melden. En hoe weet je als bewonersinitiatief in bijvoorbeeld Brabant dat er een Friesland een club is die hetzelfde doet? De grote uitdaging is daarom de kennis van de afzonderlijke stadslabs te ontsluiten. Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie heeft al diverse aanvraagrondes voor stadslabs uitgeschreven. ‘Dit jaar alleen al waren er meer dan honderd aanvragen, waarvan er meer dan dertig financieel worden ondersteund. Daar is dus een uitgebreide inventarisatie van stadslabs voor handen’, weet Van der Pol. Nog een plek waar veel kennis voor handen is, is Pakhuis de Zwijger, ‘het Amsterdamse clubhuis van de stadslabs’, aldus Niemans. ‘Ze organiseren workshops en lezingavonden. Hun website Stedeninstransitie.nl is een databank voor allerlei interessante stadslabs.’
Utrechtse Ruimtemakers
Bovendien neemt ook de organisatiegraad van de stadslabs toe. Zo heeft Marit Overbeek zich met een twintigtal andere bewonersgroepen verenigd in Utrechtse Ruimtemakers. ‘We zien onszelf als een zwerm, die wisselt in afmeting. We wisselen kennis en ervaring uit via een Facebookgroep en ons eigen onlineplatform www.utrechtseruimtemakers.nl. Het past allemaal bij de moderne netwerksamenleving. Wie wat voor elkaar wil krijgen, moet zich organiseren. Met moties in de gemeenteraad beïnvloeden we de besluitvorming. Ook hebben we een Vastgoeddiner georganiseerd voor burgers, ontwikkelaars, politici en beleidsmakers, architecten en professionals. Dat zijn partijen die elkaar anders nauwelijks ontmoeten.’
Stadmakerscongres
Het stadslab draagt bij aan stadsvernieuwing. Er worden bovendien concrete problemen onderzocht, waarbij de focus sterk ligt op het experiment. En er zijn veel mensen bij betrokken, ook niet-professionals. Kortom, de stadslabs lijken de rol van lokale architectuurcentra over te nemen. Van der Pol spreekt liever van een aanvulling. ‘Architectuurcentra kunnen een cruciale rol spelen in het verbinden en opslaan van de ervaring en kennis van de afzonderlijke labs. Bovendien kunnen ze een theoretische verdieping aanbrengen bij de veelal zeer praktische projecten.’ Daarom organiseert Van der Pol met AIR de Stadmakersdag, het officieuze jaarlijkse congres voor stadslabs. ‘Ook zijn er bij AIR netwerkbijeenkomsten en werken wij nauw samen met acht stadslabs in Rotterdam. Wij zijn de verbindende schakel tussen al die individuele labs.’
Kansen voor architecten
Ook voor architecten en stedenbouwkundigen biedt het stadslab nieuwe mogelijkheden. ‘De tijd van top-down stadsontwikkeling is voorbij’, meent architect Saskia Beer, die al vroeg pionierde met stadslabs. ‘Dat maakt de praktijk grilliger en omslachtiger. Maar het biedt ook nieuwe kansen. Het is eenvoudiger om met de eindgebruiker in contact te komen, wat het ontwerp ten goede kan komen. Je zit dichter op de vraag.’ Bovendien biedt het stadslab de mogelijkheid om de regie naar je toe te trekken. ‘Via een stadslab kun je al vroeg bij het ontwikkelproces van een bouwproject aan tafel zitten.’ Architect Beer startte vier jaar geleden Glamourmanifest, een informeel stadslab gericht op de revitalisatie van Amstel III, een problematisch bedrijventerrein in Amsterdam- Zuidoost. ‘Met speldenprikken in het gebied, denk aan een pop-up bioscoop, borrels en meetups probeerde ik de stakeholders in het gebied te verbinden. Het woord stadslab bestond nog niet eens.’ Glamourmanifest is inmiddels uitgegroeid tot een professionele organisatie. ‘Onder de noemer Zo!City buig ik mij in opdracht van de gemeente Amsterdam momenteel over de weerbaarheid van twee andere gebieden.’ Daarnaast lanceerde Beer het online platform Transformcity.com, dat een meer algemeen instrumentarium biedt voor gebiedsontwikkeling. ‘Ik heb wat nu een stadslab zou heten, omgebouwd tot een succesvolle onderneming.’
Pionierswerk
Een toegankelijke voelspriet voor wat er leeft in de stad – zo ziet Marit Overbeek het stadslab. Bovendien wordt er veel pionierswerk gedaan, het heet toch niet voor niets een lab. ‘Het stadslab Luchtkwaliteit in Rotterdam heeft zicht zich ontpopt tot een belangrijk kennisorgaan.’ Veel stadslabs zijn het niveau van een betrokken bewonersinitiatief al ontstegen. ‘Mijn advies aan politici, beleidsmakers en ontwikkelaars is dan ook: doe er je voordeel mee!’
Tekst: Jeroen Junte
Dit artikel is gepubliceerd in ArchitectuurNL nummer 3/2017
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.