In No Particular Order expositie DDW

Platform jong talent

In No Particular Order expositie DDW

Door: Jeroen Junte | 06-04-2016

Het programma Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie is de vervanging van traditionele Startstipendia. In plaats van honderd krijgen nu nog maar dertig ‘creatieve toptalenten’ een individuele subsidie. Ook wordt het programma jaarlijks afgesloten met een groepsexpositie. In 2015 was die voor de tweede keer te zien tijdens de Dutch Design Week onder de titel In No Particular Order. ‘De ondervertegenwoordiging van architectuur is een punt van aandacht.’

In een twee meter hoge kolom van transparant kunststof branden honderden geometrische patronen. Deze driehoeken, vierkanten en cirkel zijn opgebouwd uit tientallen kleine leds. Bij het langslopen, verspringen de patronen van vorm, niet omdat de leds aan of uit gaan maar omdat in het transparante kunststofoppervlak diepe ribbels zitten. Net als bij een hologram verandert het achterliggende lichtpatroon dus door de breking van het licht door de ribbels. Naast deze  lichtinstallatie van productontwerper Arnout Meijer hangt een compleet ander werk, een serie grote foto’s van onbestemde architectuur. De strakke betonnen ruimtes zijn ontdaan van elk spoor van menselijkheid. Architect Ricky Rijkenberg heeft maquettes van bestaande gebouwen gefotografeerd alsof het echte gebouwen zijn. Daar weer naast hangen uitzinnige avondjurken van het modecollectief van Maison the Faux. Dit zijn nog maar drie van de 36 werken die te zien waren op de expositie In No Particular Order, de presentatie van de deelnemers aan het programma Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. En het zijn ook nog niet eens de meest verschillende werken. Ook te zien zijn witte tuinstoelen met een diepe schimmellaag die het plastic langzaam afbreekt en een serie zeefdrukken met een verschietend patroon in primaire kleuren. Door deze verscheidenheid – en de avontuurlijke kwaliteit – was In No Particular Order een van de grote verrassingen op de Dutch Design Week 2015 in Eindhoven.

Creatieve toptalenten

Het programma Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds is de vervanging van de veelgeprezen Startstipendia, waarmee honderden ontwerpers en architecten de afgelopen decennia een zelfstandige beroepspraktijk hebben kunnen opbouwen. Nu komen er jaarlijks nog hooguit dertig ‘creatieve toptalenten’ in aanmerking voor deze individuele subsidies. Bij de eerste lichting in 2013 werden er slechts 21 deelnemers geselecteerd; vandaar dat er vorig jaar ruimte was voor 36 deelnemers. Deze inperking is deels het gevolg van bezuinigingen, zegt Anselm van Sintfiet, projectleider Talentontwikkeling bij het Stimuleringsfonds. ‘Er is nog maar 1 miljoen beschikbaar voor talentenontwikkeling. We hebben gekozen om een standaard bijdrage van 25 duizend euro te geven aan ongeveer dertig ontwerpers.’

Collectief

Maar dat is niet het enige verschil met de startstipendia. Zo wordt deze groep jonge ontwerpers veel meer als een collectief benaderd. Er zijn diverse groepsactiviteiten, zoals gezamenlijke diners en lezingen door commissieleden en oud-deelnemers. Ook zijn er ondersteunende workshops over bijvoorbeeld ondernemerschap. Tot grote tevredenheid van sommige deelnemers. ‘Het maken van een jaarplanning met een bijbehorende begroting van hoeveel tijd en geld een bepaald  onderzoek mag kosten hoort daarbij. Ik ben daarin goed ondersteund’, aldus lichtdesigner Arnout Meijer. Daarbij kan door de onderlinge contacten een interdisciplinair netwerk worden opgebouwd. ‘We leren vooral veel van elkaar’, zegt de deelnemende architect Anne Dessing. ‘Alle deelnemers werken in een culturele discipline maar onder andere condities. Zo bleken de studenten van Design Academy Eindhoven veel beter in het presenteren en toelichten van hun werk. Een sieradenontwerper is juist getraind om autonoom en in grote vrijheid te werken. Waarmee architecten zich onderscheiden? Een sterke theoretische onderbouwing. Ook zijn wij ons veel beter bewust van de maatschappelijke impact van ons werk. Architectuur en stedenbouw grijpen nu eenmaal direct en diep in het leven van mensen.’

Groepspresentatie

Bijna vanzelfsprekend wordt het einde van deelname aan het Talentontwikkelingsprogramma gemarkeerd door de  groepspresentatie In No Particular Order. De keuze voor zo’n dure en ook intensieve presentatie is inzicht geven in wat belangrijke thema’s en ontwikkelingen zijn in de diverse disciplines, licht Van Sintfiet toe. ‘De expositie is er niet alleen voor de deelnemers maar ook ter inspiratie van het ontwerpveld in de volle breedte.’ Daarnaast biedt In No Particular Order de deelnemers ruimte voor verdieping en reflectie op het eigen werk. ‘Ze worden bevraagd en uitgedaagd door de curator. Ze moeten de keuze van wat ze laten zien verantwoorden en onderbouwen. Ook wordt hun werk uitgelicht met film en andere media, waaronder een In No Particular Order-website.’ Deelnemers onderschrijven deze toegevoegde waarde van de expositie. ‘Het is een ijkmoment om te evalueren waar je naar toe gaat met je onderzoek. De tijdsdruk van een deadline  scherpt bovendien de focus. Voor sommigen zal het ook een stok achter de deur zijn geweest’, aldus Arnout Meijer.

Literaire stedenbouw

Al worden er ook kanttekeningen gemaakt. ‘Een onderzoek van een jaar is niet altijd samen te vatten in één pakkende presentatie’, zegt ontwerper en politicoloog Sjoerd ter Borg, die onderzoek deed naar de toegevoegde waarde van literatuur bij gebiedsontwikkeling. ’Voor mij was die einddatum verre van leidend. Ik heb gedurende het jaar nieuwe fascinaties opgedaan en andere onderzoeken verkend. Daar kan ik nog jaren mee vooruit.’ Daarbij zou het jammer zijn als de  tentoonstelling verwachtingen schept, voegt architect Anne Dessing toe. ‘Het moet niet zo worden dat men denkt: wat zullen die toptalentjes dit jaar eens laten zien? De stipendia zijn er tenslotte vooral om de deelnemers in alle vrijheid en zelfstandig te kunnen laten werken.’ Ook is het voor sommige deelnemers nog maar de vraag of de Dutch Design Week het ideale podium is, voegt Meijer toe. Wat uiteindelijk toch de keuze voor DDW bepaalde is de internationale uitstraling en de reflectie door de aanwezige vakgenoten, verdedigt Van Sintfiet. ‘Daarbij trekt het een groot en breed publiek. Transparantie en het laten zien is belangrijk in het nieuwe culturele subsidieklimaat.’

Artistieke vrijheid

Onveranderd is dat ‘persoonlijke ontwikkeling en artistieke verdieping’ nog steeds de speerpunten zijn van de staatsondersteuning. De individuele ruimte voor verdieping is nog steeds de essentie van Talentontwikkeling, zegt Anne Dessing. ‘Ik streef niet naar kant-en-klare architectuur maar wil de context onderzoeken waarin architectuur tot stand komt. Daarom heb ik onderzoek gedaan naar stadsplanning in India. Of eigenlijk naar het ontbreken van die planning. Wat gebeurt er met een stad als architectuur, de individuele gebouwen vormend zijn voor een stad?’
Met slechts twee architecten is deze discipline overigens sterk ondervertegenwoordigd, beaamt ook Van Anselm. ‘Dat is een punt van aandacht. Onderzoek met een sterke persoonlijke signatuur is bij jonge architecten minder prominent ontwikkeld dan bij andere disciplines. Het lijkt alsof sommige architectuuropleidingen in hun programma hiervoor weinig ruimte laten. Aan de andere kant geldt dat het opbouwen van een onderscheidende architectuurpraktijk tijd kost, misschien wel meer tijd
dan binnen andere disciplines het geval is.’

Onderzoekende ontwerpers

Opvallend is dat bijna alle 36 deelnemers een onderzoekende methodiek hebben. Dat is deels een gevolg van de voorkeuren van de negenkoppige onderzoekscommissie, met leden die zelf ook onderzoekende ontwerpers zijn, zoals landschapsarchitect Ronald Rietveld van RAAAF en architect Anne Holtrop. ‘Onderzoek is nu eenmaal een wezenskenmerk van het Nederlandse ontwerpveld’, concludeert Van Sintfiet. Daarnaast wordt bij de selectie ook rekening gehouden met de maatschappelijke elevantie. ‘Een selectiecriterium dat in de toekomst wellicht nog zwaarder zal wegen. Het vakgebied van ontwerper verandert voortdurend, logisch dat de subsidieverstrekking dat ook doet.’

Toelichting ontwerpers bij de foto’s

1. Ricky Rijkenberg, Forgotten spaces – Hidden places. ‘Veel mensen hebben een sterk verwachtingspatroon wanneer ze een gebouw voor het eerst bezoeken. Door foto’s te maken van krachtige architectuur uit de Tweede Wereldoorlog heb ik willen onderzoeken of dat omgekeerd ook zo werkt. Bunkers en kazernes maar ook weeshuizen uit de Nazitijd hebben een sinistere maar ook intrigerende esthetiek. Ik heb onderzocht of die specifieke ervaring kan worden opgeroepen met fotografie. Door internetblogs wordt fotografie steeds belangrijker voor architectuur. Maar dat geeft zelden een realistisch beeld van een gebouw, want een foto geeft slechts één specifieke invalshoek, ook nog eens op één bevroren moment. Om dit spel met de realiteit nog verder door te voeren heb ik twaalf maquettes gemaakt van deze oorlogs-architectuur, die ik vervolgens heb gefotografeerd. In hoeverre zijn deze ruimtes dan nog als zodanig herkenbaar?’

2. Anne Dessing, Pairi Daeze Rembrandtpark De stad Amsterdam is ontworpen op basis van een masterplan waarin alles wordt benaderd als onderdeel van een alomvattende structuur. Echter, een meer ad hoc benadering qua planning kan een meer persoonlijke relatie met de fysieke omgeving genereren. Pairi Daeze is het resultaat van een drie maanden durende reis en artist-residency in India, waar stadsplanning zelden aan de orde is. De residentie diende als locatie om de toepasbaarheid van ideeën voor Amsterdam te testen. Dit voorstel is gericht op het bewoonbaar maken van vergeten locaties, in dit geval een deel van het Rembrandtpark in Amsterdam-West. Vandaag de dag is het behouden van natuur een leidende tendens bij stadsplanning; tezelfdertijd willen de meeste mensen het liefst in een natuurlijke omgeving wonen. Dit  ontwerp kijkt kritisch naar de top-downplanning die soms leidt tot uitkomsten als de lompe asfaltweg die nu door het Rembrandtpark raast. Het project Pairi Daeze presenteert een nieuwe manier van bewoning van het park. Het laat manieren zien om te profiteren van de kwaliteiten van het park en stelt daarbij een volledig nieuw ontwerp van de routing voor.

3. Sjoerd ter Borg, Het land binnen de muren ‘Ik heb onderzocht welke rol literatuur, fictie in het bijzonder, kan spelen bij  gebiedsontwikkeling. Daarvoor heb ik vijf schrijvers uitgenodigd voor een writer in residency op het Marineterrein in Amsterdam, dat vanaf begin 2015 wordt herontwikkeld. De literaire verhalen heb ik vervolgens betrokken bij de transformatieplannen van het Marineterrein. Literatuur maar ook andere kunsten kunnen onzichtbare potenties en  onmeetbare kwaliteiten van een gebied blootleggen. Zo vestigde een verhaal dat zich afspeelde op de daken van de bestaande marinegebouwen een onverwachte focus op deze veelal ongebruikte plekken. Het onderzoek is gematerialiseerd in een boek  met de literaire verhalen en de website hetlandbinnendemuren.nl. Op deze manier komen de architecten en stedenbouwers maar ook de toekomstige gebruikers en wellicht hotelgasten in aanraking met mijn werk.’

4. Femke Herregraven, Infinite Capacity ‘Een van de metalen die op de London Metal Exchange wordt verhandeld  is aluminium. De winning van aluminium uit bauxiet is een tijdrovend en kostbaar proces. Rond deze grondstofhandel wordt daardoor hevig gespeculeerd, waarbij ook allerlei ondoorzichtige financiële constructies worden bedacht. Zo heeft de zakenbank Goldman Sachs een grote hoeveelheid van de  aluminiumvoorraad opgekocht, zodat ze hiermee de markt kunnen manipuleren. Dit aluminium ligt opgeslagen in grote pakhuizen. Alleen al in Detroit staan 26 van zulke opslagloodsen. Een virtuele geldstroom – namelijk derivatenhandel – krijgt zo een fysieke manifestatie, nota bene in een stad die compleet bankroet is. De pakhuizen staan ook nog eens aan de rafelranden van Detroit, in de armste buurten. Deze krankzinnige paradox heb ik verbeeld met een serie films en foto’s van deze pakhuizen. Als een fysieke verbeelding heb ik 26  aluminiumstaven – vergelijkbaar met goudstaven – laten gieten waarin de namen en locaties van deze pakhuizen in Detroit staan gegraveerd.’

5. Hozan Zangana, Shaping by Intuition ‘Tijdens het ontwerpproces doe ik mijn hoofd op slot en laat ik mijn handen het werk doen. Vandaar de naam van deze collectie, Shaping by Intuition. Bij de intuïtieve vormen heb ik mij laten inspireren dor Kufi, een Koerdische kalligrafie uit de 7de eeuw. De kijker moet een moment van verstilling ervaren bij mijn werk. Het moet een ontsnapping zijn uit de alledaagse hectiek. Hoewel mijn werk helemaal perfect moet zijn, moet ik tegelijkertijd ook durven los laten. Zo heb ik schalen gemaakt waarvan de knoesten in het hout zorgen voor gaten in de rand. Deze  materiaalexperimenten heb ik steeds verder doorgevoerd. Een bank van hout van de Zaanse Schans dat vijf jaar onder water heeft gelegen, heb ik gespoten met zestien lagen Oost-Indische inkt. Een kruk is van perenhout is bewerkt met azijn en  staalwol voor een egaal oppervlak.’

ArchitectuurNL 01 2016

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Ontvang iedere week het laatste nieuws en informatie op het gebied van architectuur in uw mailbox.

Gerelateerd

Tags: , , , , , , , ,

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.