Het Energie Kenniscentrum Leeuwarden is een licht gebouw dat met een nastelbare fundering op de voormalige afvalberging Skinkeskâns is gebouwd. Het duurzame en circulair gebouwde paviljoen fungeert als landmark voor de nieuwe Energiecampus.
Bouwen op een vuilnisbelt
Bouwen op een vuilnisbelt is een uitdaging, vertelt architect Bart Cilissen van Achterbosch Architecten uit Leeuwarden. Aan grondsoorten is te rekenen, maar aan vuilnis niet. En op het terrein bij Leeuwarden mocht ook nauwelijks worden gegraven. Het vuilnis is afgedekt met een folie die niet mag worden beschadigd. Heien of andere zware funderingen waren dus niet mogelijk. Het moest een licht gebouw worden op een lichte fundering, boven op de folie van de belt. Ingenieursbureau Sweco boog zich over de mogelijkheden.
Gefundeerd op vuilnis
In Nederland is eerder gefundeerd op vuilnis: het kantoor van NV Afvalzorg op vuilstortlocatie Nauerna in Zaanstad. Het ontwerpteam bracht dan ook ter voorbereiding een bezoek aan dit gebouw uit 2005. In Zaanstad is echter gekozen voor een evenwichtsfundering, door het berekende gebouwgewicht aan afval af te graven. In Leeuwarden was dat niet mogelijk. Als alternatief is hier gekozen voor voorbelasting met zand. Wat overeenkomt is dat beide gebouwen zullen zakken. Dat is niet erg, mits het horizontaal maar gelijkmatig gebeurt. Beide gebouwen hebben daarom een nastelbare fundering.
Gebouw staat op 108 stalen kolommen
Het gebouw in Leeuwarden staat op 108 stalen kolommen, vertelt Bart Cilissen. Deze verzinkte kolommen steunen scharnierend af op betonplaten van 2 x 2 meter die in een zandbed op de folie zijn geplaatst. Die scharnierende bevestiging zorgt ervoor dat de krachten verticaal gericht zijn en dat de fundering minder snel gaat torderen. De stalen kolommen zijn onderbroken en aan de zijkant voorzien van steunpunten om vijzels te kunnen plaatsen. Ronde buizen rondom de kolommen zorgen ervoor dat ze niet in de toplaag van lavasteen verdwijnen en bereikbaar blijven voor vijzels. Indien nodig kan elke kolom worden gevijzeld, waarna naar behoefte stalen plaatjes kunnen worden toegevoegd om de kolom te verlengen. De maximale stelmogelijkheid per kolom bedraagt 30 cm. Het monitoren van de zakking gebeurde tijdens de bouw wekelijks maar nu het gebouw tot rust komt, neemt de frequentie van de controles – door Ohpen Ingenieursbureau – gestaag af.
Funderingskolommen bevestigd aan raster van stalen kolommen
Om de belasting zo gelijkmatig te verdelen zijn de funderingskolommen momentvast bevestigd aan een raster van stalen balken onder de beganegrondvloer. Mocht er een funderingsplaat zakken, dan nemen de omringende kolommen de dragende functie over. Niettemin is in detailleringen van het gebouw ruimte gehouden voor extra werking, zoals extra ruimte rondom het glas in de sponning. Ook zijn aansluitingen op het maaiveld – een hellingbaan en een trap – flexibel gemaakt.
Werkruimte
De hoogte van de kolommen – circa 1,5 meter – onder het gebouw is bepaald vanuit enerzijds de gewenste werkruimte bij het stellen van de fundering en anderzijds de maximale toegestane gebouwhoogte van het bestemmingsplan. “Het architectonisch beeld van een zwevend paviljoen als landmark op de terp stond ons vanaf het begin af aan voor ogen”, vertelt Cilissen. Om die reden ook is de zone rondom het gebouw bestraat met grasbetontegels, zodat het gebouw na verloop van tijd rondom in het gras zal staan.
Circulair en duurzaam
Aansluitend bij het idee van een duurzame energiecampus, koos Achterbosch Architecten vanaf het begin voor een duurzaam gebouw met zoveel mogelijk circulaire materialen. Ook beperking van gewicht speelde een belangrijke rol. Beton zit er daarom niet in, behalve voor de funderingsplaten. Daarentegen is volop gebruikgemaakt van hout als biobased bouwmateriaal.
De constructie van het gebouw bestaat vanwege de funderingseisen uit staal, in een raster van 3,60 x 3,60 meter. Het staal is wel verzinkt, maar niet gepoedercoat. Daar zijn ook stalen kolommen h.o.h. 3,60 meter op gezet, met eveneens stalen dakbalken. De vloer en de gevels zijn vervolgens gevuld met prefab houtskeletbouw-elementen.
Houten kozijnen in de gevels
In de gevels is gekozen voor houten kozijnen (meranti) met triple glas, verticale lamellen van onbehandeld western red cedar en gevelbekleding van Douglas delen. Die zijn milieuvriendelijk verduurzaamd en nadien zwart gemaakt door Leegwater Houtbereiding. “De zwarte kleur is een soort olie in plaats van verf. Deze olie geeft een mooi matzwart effect. Het bladdert ook niet en is gemakkelijk bij te werken als dat nodig is. Voor de verduurzaming is het overigens niet nodig.”
Zonoriëntatie
In het gevelontwerp heeft Achterbosch Architecten rekening gehouden met de oriëntatie op de zon. De zuid- en westgevel hebben een groot dakoverstek en veel lamellen, wat overmatige opwarming door zoninstraling voorkomt. Deze – verticale – lamellen staan aan de buitenzijde van het dakoverstek en steunen af op een roostervloer langs de gevel. De oost- en noordgevel hebben geen overstek. Ook hebben deze gevels veel minder lamellen, die hier zijn gesitueerd ter plaatse van de kozijnstijlen. De lamellen zijn in deze twee gevels vooral architectonisch in plaats van functioneel en dragen bij aan de eenheid van de vier gevels.
De wrc-lamellen zijn handmatig stelbaar om ze aan te passen aan bijvoorbeeld seizoensinvloeden. Daarvoor zijn ze voorzien van een draaibaar stalen voetje, met een schroef. Aan dit detail is veel aandacht besteed. Cilissen wilde geen omgezette stalen randen zien op de zijkanten van het hout. De bevestiging zit dus uitsluitend in het kopse hout. Tussen de metalen steun en de lamel is een kleine ruimte gehouden om drogen van het hout mogelijk te maken.
Centrale as
Het gebouw is in plattegrond opgedeeld in drie stroken. De middenstrook is de centrale as van het gebouw, die met zijn openheid een verbinding vormt met de omgeving. Aan weerszijden van die centrale as liggen de kantoren; aan de ene zijde die van Koninklijke Oosterhof Holman en aan de andere zijde die van Ekwadraat. Deze twee bedrijven zijn samen opdrachtgever voor dit gebouw, dat de eerste is van de Energiecampus die dit gebied moet gaan worden.
De centrale as van het gebouw is onder meer geschikt voor onderwijs, presentaties en tentoonstellingen en wordt ook dagelijks gebruikt als lunchruimte en informele bespreekruimte voor werknemers van beide bedrijven, wat kruisbestuiving en kennisoverdracht stimuleert. Vooral in dit gebouwdeel is hout het toonaangevende bouwmateriaal geweest. Het hout verbindt de vloeren, wanden en interieurelementen met elkaar en is als een fijn gedetailleerd meubelstuk in dit centrale deel van het gebouw geplaatst. Meest opvallend daarin zijn de structuren van multiplex latten die op diverse plaatsen terugkomen. De latten helpen – samen met het geperforeerde staalplafond – bij de akoestiek van de ruimte, maar vormen ook (semi-)privacyschermen voor een aantal aangrenzende ruimtes.
Latten uit gymzaalvloer
Achter deze latten zit een bijzonder verhaal. De latten zijn namelijk afkomstig van een multiplex gymzaalvloer. Architect Hans Achterbosch had deze vloer van 600 m2 in handen gekregen. “Maar wat doe je ermee? In dit project of in een ander project? Als vloer- of wandbeplating viel het af omdat het geel en rood gekleurd was”, vertelt Cilissen. Uiteindelijk ontstond de gedachte van interieurelementen van latten. De vloer is daarvoor in latten gezaagd die met de bovenzijde – de geverfde zijde – tegen elkaar gelijmd zijn. Wat je ziet zijn dus de gezaagde kanten en de onderzijde. De latten zijn na het verzagen brandwerend behandeld. “In totaal hadden we 600 m2 vloer. Daar zijn we mee aan het puzzelen gegaan. Hoe veel plankjes kun je er uitzagen en waar kun je die dan gebruiken? Het is een mooi voorbeeld van circulair hergebruik van een materiaal dat anders als afval aan het einde van zijn leven zou zijn gekomen”, zegt Cilissen. Ook circulair is het gebruik van oude treinzitjes als zitelementen in deze centrale as, alsmede de stoelen en zittingen van de banken van vilt van gerecyclede petflessen. In de kantoren is vloerbedekking toegepast met een C2C-cerfticaat. En bij de bar worden onder meer glazen gebruikt die gemaakt zijn van oude wijnflessen.
Duurzame installaties
Bij een duurzaam gebouw horen uiteraard ook duurzame installaties. Het gebouw heeft geen gasaansluiting. Wel komen er meer dan genoeg pv-panelen op zowel het dak als de belt, is er balansventilatie en is er ledverlichting die geregeld is op aanwezigheid en daglicht. Verwarming en koeling worden gedaan met lucht, aangestuurd middels luchtwarmtepompen die verdekt opgesteld zijn in een ruimte bij de fietsenstalling. Het systeem voor verwarmen en koelen is zo ontworpen dat het ook de overtollige warmte van de zonzijde van het gebouw kan hergebruiken voor verwarming van de koude zijde van het gebouw en andersom.
De installaties zijn uitgevoerd in het gebouwstramien van 3,60 meter, zodat het gebouw flexibel indeelbaar is. Ook is in elk stramien een te openen deel opgenomen in de gevel, zodat de gebruikers naast de automatische ventilatie ook zelf invloed hebben op de hoeveelheid frisse lucht. Dit draaiende deel is een houten luik dat zich achter de open houten gevelbekleding bevindt.
Ontwerp Energie Kenniscentrum Leeuwarden een intensief proces
De inzet op duurzaamheid en de bijzondere fundering maakten het ontwerp van het Energie Kenniscentrum Leeuwarden tot een intensief proces, zegt Cilissen. “Bij elke keuze heb je steeds duurzaamheid in je achterhoofd zitten, maar dat vraagt veel discussie over materialen en hun milieu-impact. Wat duurzaam lijkt is nog niet per se duurzaam. Daarbij spelen beschikbaarheid en geld ook nog een rol.” Over het resultaat is hij echter meer dan tevreden. Het paviljoen is vanaf de rondweg rond Leeuwarden de echte landmark die hem voor ogen stond, opdrachtgever en gebruikers zijn tevreden en het gebouw mag zich verheugen in een grote belangstelling van allerlei geïnteresseerden.