Het Werkspoorkwartier in Utrecht is een diffuus bedrijventerrein met een centrale ligging in de stad, aan het water en op een steenworp afstand van een station. Net als in Rotsoord en de Merwedekanaalzone, vindt hier een transitie plaats naar de nog altijd groeiende creatieve industrie in Utrecht. Met de herbestemming van een voormalige montagehal heeft dit binnenstedelijke gebied een creatief hart gekregen en is de transformatie zichtbaar in gang gezet.
Het Werkspoorkwartier ligt grofweg tussen het Amsterdam-Rijnkanaal, het spoortracé Amsterdam- Utrecht en de Cartesiusweg. De Nederlandsche Fabriek voor Werktuigen en Spoormaterieel uit Amsterdam, beter bekend als Werkspoor, liet hier in 1913 een nieuwe vestiging bouwen op een 25 hectare groot terrein van de toen nog zelfstandige gemeente Zuilen. Van 1914 tot 1970 leverde Werkspoor onder meer locomotieven en rijtuigen aan de Nederlandse Spoorwegen en internationale opdrachtgevers. Na de teloorgang van deze grootschalige industrie is een diffuus bedrijventerrein ontstaan. Tussen de bedrijfsloodsen op ruime, met hekken omsloten kavels bevinden zich nog enkele fragmenten van het industriële verleden van Werkspoor, waarvan drie elementen zijn aangewezen als gemeentelijke monument: de montagehal, het ketelhuis en de kade van de insteekhaven.
Leegloop en transformatie
Toenemende leegstand door de beperkte aansluiting op infrastructuur en aangescherpte milieunormen vormt in dit binnenstedelijk gebied al jaren een probleem. Om verder verval te voorkomen heeft de gemeente in 2012 een ontwikkelingsvisie voor het Werkspoorkwartier vastgesteld. Het Werkspoorkwartier moet een onderscheidende, collectieve kwaliteit krijgen die creatieve bedrijven en maakindustrie trekt, zonder de bestaande gebruikers af te schrikken. Utrecht is niet de eerste gemeente die de creatieve industrie inzet om ontwikkelingen van de grond te krijgen in lastig te transformeren gebieden. Het Hembrugterrein in Zaandam, een ontruimd militair terrein waar in het geheim munitie werd vervaardigd en getest, is rijp gemaakt voor ambachtelijke en creatieve bedrijven die ontwerpen, produceren en het etaleren. Iets dergelijks staat Utrecht ook voor ogen. Alleen heeft de gemeente hier, in tegenstelling tot de gemeente Zaandam, niet het hele terrein maar slechts een strook langs het spoor in handen en daarom te maken met een scala aan particuliere eigenaren. Door de relatief lage huren, voldoende ruimte en weinig risico op geluidsoverlast oefent het gebied grote aantrekkingskracht uit op creatieve ondernemers. Tot voor kort gingen de meeste creatieve zaken echter schuil in de grote, in zichzelf gekeerde bedrijfspanden of waren initiatieven tijdelijk van aard.
Werkspoorkathedraal
De herbestemming van de voormalige montagehal van Werkspoor is de eerste grote en zichtbare transformatie in het gebied. De fabriekshal is tussen 1950 en 1956 gebouwd naar ontwerp van M.F. Duintjer (1908-1983), die als architect bij een aantal gebouwen van Werkspoor in zowel Utrecht als Amsterdam betrokken was. Destijds werd hij als een van de belangrijkste architecten van Nederland gezien en genoot hij ook internationaal een goede reputatie. De hal was bedoeld om grote machineonderdelen in elkaar te zetten, en wordt daarom ook wel aangeduid als machinehal of apparatenfabriek. De magistrale hal heeft een hoogte van 25 meter, een oppervlakte van ruim 10.000 vierkante meter en draagt de passende bijnaam Werkspoorkathedraal. Een imposante staalconstructie draagt het dak. Door de grote strook vensters hoog in de verder gesloten bakstenen gevels en de sheddaken heeft de hal een prachtige lichtinval. In de jaren zestig is er langs de Tractieweg een lager kantoor aangebouwd, eveneens van Duintjer. Ernaast staat een voormalig ketelhuis, nu in gebruik als transformatorruimte, dat uit de begintijd van Werkspoor dateert.
Creatief hart
Een Utrechtse initiatiefnemer heeft zich over het industriële erfgoed van Werkspoor ontfermd. Net als bij de Hallen in Amsterdam blijken hier juist lokale investeerders succesvol. De in Utrecht Overvecht groot geworden ondernemer Bob Scherrenberg bijvoorbeeld heeft de stad in zijn vingers en durft hardop te dromen. Hij ziet de theatrale potentie van de hal en de uitstraling die het gebouw op zijn omgeving kan hebben. In combinatie met horeca en aanpalende functies kan een levendig kerngebied ontstaan. De hal leent zich uitstekend voor allerhande evenementen en daar wordt dan ook al volop gebruik van gemaakt. In overleg met de eigenaren wordt aangestuurd op een goede mix van commerciële producties en een sociaal-culturele programmering met initiatieven uit de buurt. Zo hebben vorig jaar zeven Utrechtse koren de industriële geschiedenis van de stad bezongen in een Industrieel Erfgoed opera. Maar ook tv-opnamen, een food truck festival en bedrijfsfeesten behoren tot de mogelijkheden.
Glas met 60 kilometer stopverf dicht gezet
MONK architecten, een bureau dat zes jaar geleden zelf in het Werkspoorkwartier is neergestreken en sindsdien bij herontwikkeling van het gebied betrokken is, mag de ambitieuze plannen voor de transformatie van de industriële kolos vormgeven. Om te beginnen is het gevelherstel opgepakt om de hal wind- en waterdicht te maken. Het bestaande enkele glas blijft gehandhaafd en wordt met bijna 60 kilometer aan stopverf dicht gezet. Gesneuvelde ruiten worden vervangen met gerecycled glas. Op de vloer na is er aan de ongedeelde hal nagenoeg niets veranderd. Nadat het industriële patroon van spoorrails met behulp van een drone is gefotografeerd, is deze 30 centimeter opgehoogd en voorzien van vloerverwarming. Rond de punten waar de draagconstructie de grond raakt, zijn uitsparingen gemaakt. Om te voorkomen dat alle warmte in de hoogte verdwijnt worden warmtestralers opgehangen. Nieuwe techniek, waaronder wifi, is onopvallend weggewerkt in de bestaande elementen en schakelkasten. Ook de hijsinstallaties zijn gewoon blijven zitten.
Transparante studio’s
De grootste ingreep is de sloop van het aangebouwde magazijn en vervanging door een transparant volume dat over vrijwel de gehele lengte van de hal een stuk buiten de gevel steekt. De glazen gevels, gevat in brede, robuuste staalprofielen met een ritme van vijf meter, bieden doorzicht van buiten naar binnen en vice versa. De nieuwe ruimte is opgedeeld in studio’s voor bedrijven die opereren op het gebied van innovatie en techniek. MONK heeft er zelf een plek gekregen evenals bijvoorbeeld architectenbureau Zecc. Elke huurder kan zijn ruimte naar behoefte aanpassen, al of niet met een vide of afgescheiden stilteruimtes. Er zijn slechts enkele spelregels: de achter elkaar geplaatste zijramen bieden een doorzicht over de volledige lengte langs beide glasgevels, door alle verhuurbare ruimtes en dat dient gerespecteerd te worden.
Spoorlijn krijgt functie
De transformatie is nog niet af en dat is ook de bedoeling. De eigenaar wil zonder haast of een dwingend spreadsheet in de hand voor de kosten en baten op de korte termijn zijn grootse plannen realiseren, al is dat niet zonder risico’s. Ideeën zijn er genoeg, maar de invulling vult zich en groeit min of meer organisch. Daarover vindt intensief overleg plaats tussen architect en eigenaar, meer als een team dan in de traditionele verhouding van opdrachtgever en -nemer waarbij kwaliteit voorop staat. Peter Greenaway’s film, The Cook, The Thief and his Lover, biedt inspiratie. Binnenkort maakt een lichtinstallatie van de hal een nog theatralere setting. De spoorlijn die dwars over de vloer via de enorme schuifdeuren aan weerszijden naar buiten loopt, zal straks ook een functie krijgen, al dan niet met transportkarretjes vol met eten. Door het aanbrengen van grote glazen panelen achter deze schuifdeuren opent de hal zich langzaam maar zeker naar de omgeving en worden de aangrenzende gebouwen bij het functioneren betrokken. De spuiterij aan de binnenhaven, nu nog bekleed met grijze en blauwe staalplaten, wordt gestript tot op de staalconstructie en voorzien van een transparante huid. Hier komt een restaurant met een terras aan het water. Ondertussen is de buitenruimte net als de vloer binnen 30 centimeter opgehoogd en naar het plan van Charlotte Ernst en Lint ingericht met stelconplaten en met bomen beschutte verblijfruimtes. Van de zomer kun je met enkele brede treden afdalen tot aan het water van de binnenhaven en met een biertje in de hand rustig de ondergaande zon bekijken met uitzicht over het water, de pittoreske klapbrug en het achterliggende industrielandschap, terwijl de hal bol staat van de activiteiten.
Dit artikel werd gepubliceerd in ArchitecuurNL nummer 2 van 2016.