De compacte stad bijna voltooid?

De compacte stad bijna voltooid?

Door: Redactie ArchitectuurNL | 30-09-2012

Met hooggestemde idealen over de compacte stad pakten sociaaldemocraten 30 jaar geleden voortvarend de vernieuwing aan van het kaalgeslagen centrum van Den Haag. Het nieuwe centrum nadert nu zijn voltooiing met een serie imposante torens. Vooral de torens van Hans Kollhoff Architekten en Rapp+Rapp in het Wijnhavenkwartier geven het Haagse nieuwe centrum een metropolitaan aanzicht. Tijd voor een analyse van de betekenis van de grootstedelijke architectuur voor de aangrenzende straten en wijken en voor de stad.

De compacte stad werd ooit ingezet door PvdA wethouders als reactie op de kaalslag en de leegloop van de stad, die in de jaren zestig en zeventig dramatische vormen aannamen en de economie en leefbaarheid van de stad ruïneerden. Om de oude stad en woonwijken te ontzien en de bereikbaarheid te vergroten werd de hoogbouw geconcentreerd bij het Centraal Station, De Resident, het Wijnhavenkwartier, de Utrechtsebaan en in het Beatrixkwartier. De zone in de stad die het hardst was getroffen door saneerders en in een ruïneveld was veranderd. Wethouders als Adri Duivesteijn en Gerard van Otterloo startten de ontwikkelingen, vervolgd door Peter Noordanus, Arend Hilhorst en Marnix Norder, allen wethouders met een warm hart voor de Stichting Hoogbouw.

Het belangrijkste idee van de compacte stad was dat men de bewoners weer terug wilde hebben uit de verre buitenwijken naar de stad. De jonge wethouders zetten in op een mix van wonen, winkelen, werken, ministeries en vermaak, in de nabijheid van een knooppunt van openbaar vervoer. De schaal van de bebouwing in het Nieuwe Centrum staat in scherp contrast met de fijne korrel van de rest van de stad. De ministerietorens van Kollhoff (oplevering eind 2012) en de woontoren van Rapp+Rapp (oplevering 2011) nemen er een prominente plaats in.

Ruilverkaveling

Met een prijsvraagontwerp gaf Carel Weeber in 1980 de Turfmarktroute vorm, de wandelroute tussen het Centraal Station en de Nieuwe Kerk aan het Spui met het Spuiplein. Daarmee kreeg de compacte stad zijn belangrijkste stedelijke ruimte. Op 22 maart 1983 ondertekenden de Rijksgebouwendienst en wethouder Duivesteijn een historische overeenkomst over de ruil van kavels in de stad.

In totaal verwisselde er 83.366 m² grond van eigenaar. Het rijk kreeg van de gemeente 40.200 m² bouwgrond nabij het station waarop de Rijksgebouwendienst 105.000 m² kantoorruimte kon neerzetten. In ruil hiervoor kreeg de gemeente van het rijk een groot aantal verspreid liggende overwegend kleine panden en terreinen in woonbuurten. In totaal kreeg de gemeente er 43.166 m² grond bij, op 1/3 kwam na sloop ruimte voor nieuwbouw van 260 woningen, op 2/3 realiseerde de RGD 620 HAT-eenheden in voormalige kantoorcomplexen. Het rijk dat in het Haagse rampjaar 1972 de stad had verlaten met de verspreiding van de Rijksdiensten kreeg zo weer een aantrekkelijke plek.

Aan het Spuiplein bouwde men het nieuwe cultuurcentrum, het complex met het Nederlands Danstheater (Rem Koolhaas) en de Dr. Anton Philipszaal (Peter Vermeulen). Aan de overzijde verrees het Theatercentrum met het Filmhuis (Herman Hertzberger). Weeber ontwierp het blauwbetegelde Pullmanhotel dat het nieuwe cultuurplein afsloot. Het besluit in 1986 om het stadhuis aan het Spuiplein te bouwen werd in 1989 de bom waardoor het progressief college ontplofte, maar inmiddels werd er wel druk ontworpen en gebouwd aan het nieuwe stadhuis, bibliotheek en winkels (Richard Meier). Een veelvormige postmoderne architectuur uit de periode van Duivesteijn en Van Otterloo sierde Turfmarkt en Spuiplein.

Krier: New Urbanism

Vanaf 1988 bracht Robert Krier met De Resident de overgang teweeg van de postmoderne heterogeniteit van de tweede helft van de jaren tachtig naar de historiserende variant van het New Urbanism in de tweede helft van de jaren negentig, daarnaast introduceerde hij de ‘Needle Strategy’ waarmee het plan van Weeber zijn hoogte kreeg. Deze strategie hield in dat de stedelijke hoogte die in de oude stad aanwezig was werd doorgetrokken als een stedelijke plint en daarop kwamen incidenteel torens als naalden waar men tussendoor de hemel zag.

Krier en Kollhoff speelden al een aantal jaren een rol bij de herwaardering van de kwaliteiten van de Europese stad. Ze gaven mede vorm aan de ‘kritische reconstructie’ van Berlijn en haar nieuwe centrum de Potsdammer Platz. Met de ‘Stadreparatur’ van Noordanus en Rijnboutt kregen deze ideeën ook vorm in Den Haag. Hier werden bestaande typologieën en stedelijke ruimten, maar vooral ook oude Europese stadsbeelden het vertrekpunt voor de binnenstedelijke transformaties. In Berlijn ontwikkelde zich de Europese stadsarchitectuur van het New Urbanism. Den Haag volgde in haar kielzog in de jaren negentig met de Resident, het Beatrixkwartier maar ook met de herstructurering van het oude centrum rond de Groenmarkt en de Haagse Bluf.

Kollhoff: Chicago aan de Turfmarkt

In 2002 nodigde de Rijksgebouwendienst zeven architecten uit om een ontwerp te maken voor de nieuwbouw van enkele ministeries aan de Turfmarkt: Neutelings Riedijk, Mecanoo, Kollhoff, SHL, Bolles & Wilson, NBBJ en Foster & Partners. De beoordelingscommissie, met daarin onder anderen rijksbouwmeester Jo Coenen, wethouder Arend Hilhorst en stadstedenbouwer Maarten Schmitt, kwam tot een unaniem oordeel. ‘Het plan van Kollhoff is te karakteriseren als een gedisciplineerd spel van torens op een stedelijke voet. […] Het gaat Kollhoff niet om het maken van losstaande objecten in de stad maar om aansluiting met de gewone stad. In het plan wordt een voorstel gedaan voor het gehele blok, inclusief de woontoren.’

Met dit plan ‘Chicago aan de Turfmarkt’ zette Kollhoff de ‘needle strategy’ van Krier voort. Relatief slanke torens op een stedelijke onderbouw of plint, die aansloot bij de bouwhoogten en het fijnmazige stratenpatroon van de bestaande stad. Rust, samenhang en kwaliteit van de ruimtelijke massa, materialen en sfeer waren de kernbegrippen bij het plan van Kollhoff, meldde de selectiecommissie. Men had grote waardering voor het fundamentele stedelijke statement van de visie van Kollhoff.

Toch waren er protesten. Vooral tegen het ruïneren van het stadsbeeld gezien vanaf de Kneuterdijk en de Lange Vijverberg, dat was een zeer gevoelig punt in Den Haag. Van die kant ziet men de Hofvijver en het Binnenhof liggen, een historisch stadsbeeld van formaat waar de hoogbouw bovenuit zou steken. Al eerder sprak de Raad van State zich negatief uit over de toren van Nervi en ook bij de bouw van de Hoftoren waren er bezwaren. Bij het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan verwachtten criticasters een samenklontering van enorme gebouwen in glas en metaal.

Echter Kollhoff gaf de torens een diagonaal grondvlak en een prismatische ruimtevorm zodat er vanuit het westen losstaande torens te zien zijn. De torens kregen zo ook vanaf de flyover van het Prins Clausplein een transparantie. Om de verschillen aan te scherpen kregen de torens verschillende materialen en gevels, verder werden alle architectonische middelen ingezet om de torens een zo slank mogelijk uiterlijk te geven. De twee ministeries elk een verschillende hoogte geven bleek onacceptabel voor het Rijk.

Drie torens op een stedelijke plint

Het stedenbouwkundig uitgangspunt was dat de fijnkorrelige verdeling van de bouwkavels terug moest komen in de expressie van de bouwmassa’s, materialen en kleuren. Elke toren werd een apart gebouw met een eigen kavel, eigen sokkel, eigen middenbouw en eigen top. De onderbouw verwees naar de bebouwingshoogte in de binnenstad, gemiddeld is deze is 20-25 meter hoog (zoals de Bijenkorf) met accenten tussen de 40 en 50 meter (kerk en stadhuis). De lagere woontoren, ontworpen door oud Kollhoffmedewerker Christian Rapp, kreeg een lagere plint en de hogere torens een hogere.

Verder pasten de Haagse stedenbouwers een oud Haags thema toe in het stedenbouwkundig plan: een voorplein of tuin. Bij de Turfmarkt gaf deze verbreding een verbijzondering aan het relatief smalle straatprofiel. Op de begane grond bevinden zich stedelijke functies zoals winkels en expositieruimte die bij voorkeur ook in de avonduren licht en leven brengen. Op deze stedelijke onderbouw staan twee ministerietorens van ca. 146 meter hoog en één woontoren van ca. 131 meter. Naar boven toe kregen de torens een getrapte bouwmassa met setbacks in de gevel en een speciaal vormgegeven beëindiging. Door de ruimten tussen de torens en de voortuin dringt het licht diep in de Turfmarkt door.

Eén ministerietoren werd uitgevoerd in roodgenuanceerd baksteen, de andere in wit graniet. De woontoren kreeg banden en penanten van ‘architectonisch beton’ met een vulling van Verde Maritaka. De onderbouw van beide torens is afwisselend van Verde Savannah en Verde Maritaka, een groengrijze Braziliaans graniet dat door de detaillering de suggestie wekt dat het gebouw is opgebouwd door massieve steenblokken. De tektoniek en morfologie van de gevels doet denken aan de hoogbouw van de First Chicago School aan het einde van de negentiende eeuw. Vooral de getrapte bouwmassa, de stedelijke plint en de beëindiging van de torens, maar ook de vorm van de boven elkaar liggende erkers in de woontoren waardoor de lichtopbrengst in de woning wordt verhoogd.

Het weefwerk in de gevels van horizontale en verticale betonbanden roept herinneringen op aan Karl Friedrich Schinkels Bauakademie in Berlijn (1832-36). Terwijl de ton-sur-ton-kleuren van de woontoren, het natuursteengebruik en de verwijzingen naar details uit het verleden doen denken aan de Haagse voorbeelden van de ‘Um 1800 Bewegung’. Kortom, het ensemble van Rapp+Rapp en Kollhoff ademt de architectuur van de ontluikende Europese en Amerikaanse metropolen rond 1900, een status en stadsbeeld van de Großstadt waar men sinds Noordanus en Rijnboutt in Den Haag veel waarde aan hecht.

Donner blij, Den Haag dood

Wat kwam er terecht van de hooggestemde idealen over de compacte stad in Den Haag? Het gevolg van de superconcentratie van verschillende functies in het nieuwe Haagse centrum is dat er een ring van lege ministeries in de omliggende wijken wordt achtergelaten. In 2016 moet het samenvoegen en de verhuizing van alle ministeries gereed zijn, met alle gevolgen van dien.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) komen samen in de Castalia (architect Michael Graves) in De Resident. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) werd samengevoegd met het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) en heet tegenwoordig het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) komen zij in het oude VROM gebouw (architect Jan Hoogstad). En de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Veiligheid en Justitie (VenJ) verhuizen naar de twee torens van Kollhoff.

De toenmalig Minister Donner meldde na een kabinetsberaad verheugd dat het kantooroppervlak met 40 procent zal afnemen. Alle ministeries liggen nu nagenoeg bij elkaar in het nieuwe Haagse centrum aan de Turfmarkt. Alleen het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELenI) ligt nog aan de andere kant van de Utrechtsebaan.

Voor wijken zoals het Bezuidenhout heeft dit tot gevolg dat de menging van functies zal afnemen en de wijk van een levendige plek waar werken, wonen en recreatie elkaar vonden wordt teruggebracht tot een slaapplaats voor forensen achter de Utrechtsebaan. Ook is het niet ondenkbaar dat het Koninklijk Conservatorium, nu nog in het Bezuidenhout, in 2018 naar het Spuiplein zal verhuizen, de plannen hierover nemen inmiddels een vaste vorm aan, hoewel een financiële onderbouwing ontbreekt.

Verder kan men zich afvragen wat de bijdrage van de ministeries aan de stedelijkheid van de stad is, immers door de draconische beveiliging zijn ministeries nieuwe versterkte kastelen geworden met hoge muren, dichte poorten en eigen voorzieningen zoals bedrijfsrestaurants.

Eenzijdige oriëntatie op bebouwing

Wat is de betekenis van de grootstedelijke architectuur van Kollhoff en Rapp+Rapp voor Den Haag? De gebouwen, daar ligt het niet aan. Helaas blijft de omgeving op de begane grond van het grootstedelijk ensemble van Kollhoff en Rapp+Rapp aan drie zijden van het gebouw in ruimtelijke kwaliteit achter, dat heeft ook weer zijn uitstraling naar de functies binnen het gebouw.

Hetzelfde voltrok zich een aantal jaar terug bij de bouw van de Hoftoren en De Resident. Het accent lag te veel op de bebouwing en de gevels aan de Turfmarkt en er was te weinig oog voor de kwaliteit van de singel en het water in de omgeving, waardoor de stedelijke plint langs de kades Zwarteweg en Oranje Buitensingel een doods en kleurloos geheel is geworden. Bij de drie nieuwe torens lijkt de stedelijke plint naar de Schedeldoekhaven nu ook te worden uitgeleverd aan nutsbedrijven en Q-park. De Schedeldoekhaven met het Prins Bernhardviaduct schrikt zelfs de meest geharde verslaafden en dealers af en ligt als een ontoegankelijk hooggebergte midden in de stad.

Bezoekers aantrekken

Het beste zou zijn om zowel het Prins Bernhardviaduct als het vreemdsoortige groene gebouw af te breken en de Schedeldoekhaven weer in ere te herstellen, desnoods om te toveren tot een jachthaven. Als de singels en de havens weer betekenis krijgen zal de compacte stad naast wonen en werken ook voor recreatie weer betekenis kunnen krijgen, bezoekers leveren het meeste op voor de schatkist van de stad. Dan zal Den Haag uiteindelijk werkelijk een metropolitane sfeer ademen.

Projectgegevens

Ontwerp De KroonRapp+Rapp
Opdrachtgever De KroonC.V. Wijnhaven (MAB, Haag Wonen)
Hoofdaannemer De KroonBouwcombinatie Wijnhaven (Ballas Nedam, BAM)
Programma De Kroon250 woningen, 8500m² kantoren, 2400m² commerciële ruimte
Start planontwikkeling De Kroon2003
Bouw De Kroon2008-2011
Ontwerp MinisterietorensProf. Hans Kollhoff Architekten
Opdrachtgever MinisterietorensRijksgebouwendienst
Hoofdaannemer MinisterietorensJuBi bv (Ballast Nedam, BAM, HOMIJ, Imtech)
Programma Ministerietorens131.500m² kantoren, 2100m² commerciële ruimte, 1412m² expositieruimte
Start planontwikkeling Ministerietorens2003
Bouw Ministerietorens2008-2012

Tekst: Leo Oorschot
Fotografie: Christian van der Kooy

Dit artikel is verschenen in ArchitectuurNL 6-2012.

Bijschrift bij tekening Plannen voor het Cultuurforum en de Turfmarkt in 1982:
1 Dr. Anton Philipszaal, architect Peter Vermeulen en Nederlands Danstheater, architect Rem Koolhaas.
2 Pullman hotel, architect Carel Weeber.
3 Lummuskavel (niet uitgevoerd).
4 Woonwarenhuis (niet uitgevoerd).
5 Uitbreiding van het Ministerie van Defensie.
6 Woningen, winkels en kerk aan de Fluwelen Burgwal.
7 Ministerie van Landbouw en Visserij (niet uitgevoerd).
8 Haagse Poort – Ministerie van VROM (niet uitgevoerd).
9 Commerciële kantoren (niet uitgevoerd).
10 De Zwarte Madonna, architect Carel Weeber.
11 De Terminal kantoren, architect ZZ+P.
12 Theater aan het Spui en het filmhuis, architect Herman Hertzberger.
Bron afbeelding: Wonen TABK, 8-1982.

Gerelateerd

Tags: , , , , , , , ,