De bewoners van Amsterdam De Baarsjes hebben een van de mooiste zwembaden van Nederland. Echter, van een mooi bord kun je niet eten. ‘Bij nader inzien’ blikt met gebruikers en bureau VenhoevenCS terug. Heeft het in september 2006 opgeleverde gebouw zijn verwachtingen waargemaakt?
Sportplaza Mercator was om twee redenen veelbesproken: de verticale beplanting op de gevels en het grotachtige interieur. Tot in Japan en Korea schreven recensenten over het ontwerp. Het gebouw werd zelfs een trekpleister van internationaal architectuurtoerisme. Bezoekers klaagden dat ze in hun badpak gefotografeerd werden. Het ontwerp werd genomineerd voor onder meer de Mies van der Rohe Award 2007. Intussen is de storm gaan liggen en heeft het gebouw vooral een functie als multifunctioneel, maar alledaags badhuis, met de alledaagse problemen die daarbij horen.
Allereerst de veelbesproken buitenkant van het gebouw. Bernard Hulsman beschreef het gebouw in NRC als een neergestort Stealthvliegtuig: een betonnen, veelvormige kolos op een weiland aan de A10. Kort daarop begonnen de magische wanden van het gebouw te bloeien. Niet alleen het dak, maar ook de façades van het gebouw. Tuinarchitecten Copijn Utrecht pasten daarvoor een door de Franse botanist Patrick Blanc bedacht principe toe.
Ze voorzagen de wanden van het gebouw met jutedoek met daarin 20.000 zakjes. Een geïntegreerd voedingssysteem voorziet de plantjes van water. Het systeem werd gepatenteerd onder de naam Wonderwall®. Op de Nederlandse markt is het de afgelopen jaren een groot verkoopsucces gebleken. Belangrijke selling points zijn de goede isolerende werking, het filteren van fijnstof en uiteraard ook het esthetische effect van een wild begroeide muur.
Kinderziektes
Terugkijkend kan gezegd worden dat deze eerste versie van de Wonderwall nog wel een aantal kinderziektes had. Het groen ziet er weliswaar nog steeds weldadig en verfrissend uit, toch zijn er in de façade ook veel lege plekken zichtbaar. Achter die lege plekken gaat jaren van strijd en productontwikkeling schuil. 20.000 plantjes in leven houden, die geen gebruik kunnen maken van grondwater, kost veel leidingwater.
Oorspronkelijk werden de wanden vanuit Utrecht gemonitord, maar in Amsterdam aangestuurd. In die tijd stond de kraan ook weleens open op momenten dat het regende. Waterrekening: in totaal twee miljoen liter leidingwater per jaar, genoeg om acht maanden de zwembaden te vullen. Copijn heeft sindsdien veel energie gestoken in verbeteringen. Door een kleinmaziger bevloeiingssysteem en constante monitoring vanuit een controlekamer in Utrecht is het watergebruik omlaag gebracht naar een 700 à 800.000 liter; rond de 35 liter per zakje per jaar.
Konijnenfamilies
Bewatering is niet de enige uitdaging voor de eerste verticale buitentuin van dit type in Nederland. Vooral aan de schaduwzijde van het gebouw is het moeilijk gebleken om verticale beplanting lang levend te houden. Copijn experimenteert al een aantal jaren met steeds andere planten om dit op te lossen. Een positieve bijkomstigheid hiervan is dat ondertussen geen twee vierkante meter er hetzelfde uitzien. In de jute hebben zich in de jaren zelfs op eigen houtje konijnenfamilies gevestigd, evenals eigenwillige planten van soorten die in de wijde omgeving niet voorkomen.
Medewerkers en gebruikers zijn onverdeeld blij met hoe het gebouw er vanbuiten uitziet. Een badmeester vertelt over zijn plezier in het gebouw te werken. Op zijn eerste werkdag was dit een mooie verrassing. Wel maakt hij zich zorgen hoe de façade er uitziet als het onderhoudscontract met Copijn afloopt: ‘Ik zei laatst, gooi er anders maar een berg onkruid op, dat groeit overal’. In de wandelgangen is ooit wel gesproken over de mogelijkheid de beplanting geheel door hardhout te vervangen, maar zelfs voor de nuchtere medewerkers van Sportfondsen blijft de allure van de huidige gevel de investering erin waard.
Ontmoetingsplek
Naast de buitenkant werd bij de oplevering vooral ook de binnenkant van het gebouw veel besproken. Het complex is bedacht als een ontmoetingsplek en moet deel uitmaken van de openbare ruimte. Naast vijf baden zijn in het gebouw een veelheid aan andere functies ondergebracht: een café, een feestzaal en kinderopvang. Achterin het gebouw zit ook, enigszins verstopt, een Kentucky Fried Chicken met drive-inn. Prominent aan de voorkant heeft een fitnessruimte zicht op de straat en op het recreatiebad. Alles bij elkaar op 7.100 m². Een belangrijk doel bij het ontwerp was om strakke afscheidingen tussen functies te vermijden en verschillende gebruikers op elkaar te attenderen. In de verder besloten feestzaal zit één raam dat uitkijkt op het zwembad. Vanuit het zwembad is alles wat in de fitnessruimte gebeurt zichtbaar.
Door het vermijden van afscheidingen tussen de verschillende functies moet interactie tussen gebruikers worden gefaciliteerd. Het idee om van Sportplaza Mercator een ontmoetingsplek te maken is daarmee exemplarisch voor de ontwerpstrategie van VenhoevenCS: ‘Door de gebouwen en de verschillende vormen van verkeer zo compact mogelijk te ontwerpen ontstaan boeiende verkeersruimtes, bijzondere pleinen en aantrekkelijke parken. Op andere plekken blijven ontspannen tussenruimtes over. Tussenruimtes zijn ruimtes waar niets moet omdat het gebruik niet functioneel gecodeerd is en alles is er gratis. Zulke ruimtes bieden belangrijke ademruimte voor het stedelijk leven.’
Dorpsplein
De compactheid van het Mercatorbad plaatst Ton Venhoeven in een overkoepelende visie op de maatschappij van de toekomst: door klimaat- en voedselproblemen staat de wereld aan de vooravond van een ecologische en maatschappelijke revolutie. Grondstoffen raken op, terwijl steeds meer mensen een westerse levensstijl nastreven. Op lange termijn is dat niet vol te houden. In bijzonder zullen de auto en het vliegtuig dan niet meer dezelfde rol hebben in ons dagelijks leven. Autarkie op het gebied van voeding, energie en goederen zal leiden tot herurbanisatie en een op lokale gemeenschappen gericht leven. Deze analyse heeft ook gevolgen voor bouwen op de lange termijn.
Ton Venhoeven: ‘Als we steden alleen maar kunnen maken wanneer er een zekere dichtheid is, korte loopafstanden zodat we op straat zijn, in plaats van in auto’s voorbijzoeven, dan moet je ook zorgen dat die mensen bij elkaar willen wonen.’ Voor die toekomstige samenleving moet Sportplaza Mercator een soort dorpsplein worden. In plaats van de kerk is er op zondag Aerobic-zwemmen en in plaats van de kroeg is er naast de gastronomische inrichting ook een ontmoetingsplein. Daarbij moet de ruimte zowel open als afgeschermd zijn: ‘Een geheime wereld, die toch heel publiek is, waar al die mensen naar elkaar kunnen kijken, elkaar kunnen besnuffelen, maar dat het van buiten toch wel een beetje gecamoufleerd is.’ De met een Chinees graniet beklede zwembadwanden moeten deze ervaring van een besloten grot onder de grond versterken.
Na vijf jaar
Tot zover de theorie; de vraag is hoe ziet dat er na vijf jaar in de praktijk uit? Het dorpsplein moet het vooralsnog zonder dorp doen. Door de kredietcrisis en de opheffing van ontwikkelaar Far West in 2011 is de bouw in het gebied ten westen van De Baarsjes vrijwel stil komen te liggen. Jonge gezinnen die hier in de jaren rond de bouw heentrokken hebben te maken met schulden en dalende huizenprijzen. Op plekken waar al woningen gesloopt zijn groeit nu gras in afwachting van betere tijden. Desondanks is het aantal bezoekers van het nu wat afgelegen complex de afgelopen jaren toegenomen tot 285.000 per jaar.
Net als met de buitenkant, hebben gebruikers vrijwel zonder uitzondering een sterke mening over de opzet van de binnenkant van het gebouw. Een medewerkster: ‘Optisch fantastisch, praktisch dramatisch’. Belangrijkste klacht: in de toch al compacte omkleedruimtes zijn wc’s gebouwd, wat de nodige ongemakken met zich meebrengt. Jos-Willem van Oorschot, lid van het ontwerpteam, reageert relativerend: ‘Er zijn genoeg wc’s in het gebouw, dan gebruik je die in de kleedkamer toch wat minder? Gebruikers zien vaak niet hoeveel is nagedacht over specifieke keuzes. Ze zien één hoekje dat ze niet kunnen schoonmaken, maar niet dat daardoor 1000 andere dingen goed werken’
Terugfluiten
Over het algemeen zijn de meeste gebruikers wél tevreden. Velen vinden het fijn dat ze in één oogopslag kunnen zien wie er is. Vaste bezoekers brengen uren door met zwemmen, fitness en sauna. Opvallend genoeg ervaren gebruikers de ‘besloten’ grot vooral als erg open. Om verschillende redenen vinden ze dat wel of niet prettig. Elke zondagavond worden de glazen wanden aan de straatkant met rollen doek dichtgemaakt zodat moslima’s er in alle privacy kunnen baden. Tijdens de zwemlessen staan ouders met hun neus tegen dat zelfde glas gedrukt om hun kind te kunnen zien zwemmen.
De dynamische knooppunten geven de gebruikers van de fitness de mogelijkheid zonder veel moeite in het zwembad komen, en vice versa. Badmeester Carlo: ‘Je moet weleens klanten terugfluiten. Dan vind je ze echt op de raarste plekken, in de persooneelsruimte, in de kantoren. ‘Ik weet ook niet hoe ik hier kwam, ik nam die lift en toen was ik hier’ zeggen ze dan’. Vooral iets jongere bezoekers weten precies dat ze niet hoeven te betalen als ze op het juiste moment naar binnen lopen. Van Oorschot roemt dit type kleine ongemakkelijkheden van de compacte ruimte: ‘Je moet in contact komen met de ander, dat is niet altijd even makkelijk, dat mag wringen. Dit is een beetje onze hidden agenda als architecten.’
Pretenties
Sportplaza Mercator maakt zijn pretenties alles bij elkaar waar. Het is inderdaad een ontmoetingsplek en zonder twijfel een van de mooiste zwembaden van Nederland, ook nadat de eerste glamour van de oplevering weggetrokken is. Gebruikers valt de architectuur nu vooral op als er iets niet werkt: zij genieten van de openheid maar om veel alledaagsere redenen dan de architect, als een poppenmeester achter de tekentafel, in gedachten heeft gehad.
Misschien is een zwembad ook wel iets te klein om grote maatschappelijke vraagstukken van de 21ste eeuw mee aan te gaan. VenhoevenCS is zich de afgelopen jaren dan ook meer op stedenbouw gaan richten. Zo heeft Ton Venhoeven vanaf 2007 als Rijksbouwmeester nagedacht over infrastructurele planning van heel Nederland. Op dit moment werkt het bureau aan een plan voor de Indiase hoofdstad Delhi in 2050. Ook hier zullen knooppunten en tussenruimtes een belangrijke rol spelen.
Tekst: Jens van ’t Klooster, fotografie: Rob Hoekstra en Jens van ’t Klooster
Dit artikel is verschenen in ArchitectuurNL 4-2012.