Projectgegevens
Projectarchitecten | Arie Graafland en Harry Kerssen |
---|---|
Projectmedewerker | Kelvin Ros |
Opdrachtgever | De Nieuwe Ooster begraafplaats, Amsterdam |
Adviseur constructie | Bouwadviesbureau Strackee, Amsterdam |
Adviseur installaties | Goorhuis, Amsterdam |
Hoofdaannemer | Staartjes & La Grouw, Amsterdam |
Tuinarchitect | Karres & Brands, Hilversum |
Interieurarchitect | Di Colore, Jaap Bardet, Rotterdam |
Start bouw | Maart 2006 |
Oplevering | Mei 2007 |
Bruto vloeroppervlakte | 605 m2 |
Bruto inhoud | 2100 m3 |
Totale stichtingskosten | € 960.000 |
Bouwsom | € 800.000 incl. installaties (€ 125.000), excl. inrichting en BTW |
Leverancier beglazing | De Haan, Haarlem |
Leverancier kozijnen | Anzo, ’s-Heerenberg |
Tekst | Dorine van Hoogstraten |
Foto's | E.J.B.Kerssen (3), Ger van der Vlugt/DAPh |
Iedereen zal associaties hebben met de dood, maar ‘modern’ of ’transparant’ zijn niet de meest voor de hand liggende woorden in die context. Toch heeft Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover een onderkomen gevonden in een eigentijds, licht gebouwtje van architectenbureau Kerssen Graafland voor het museum annex café; een uitbreiding van een 19e-eeuwse doodgraverwoning bij de entree van de Nieuwe Ooster Begraafplaats. Het reclamebureau KesselsKramer bedacht de huisstijl, de naam en de openingscampagne en een deel van de expositie werd ontworpen door Jaap Bardet van Di Colore.
De Nieuwe Ooster is een monumentale begraafplaats in de Watergraafsmeer. Tuinarchitect Leonard Springer maakte rond 1890 het ontwerp dat bestond uit een parkachtige opzet met slingerende paden, monumentale boomsoorten, rijke beplanting en een statig entreeplein. Hij wilde dat zijn begraafplaatsen schilderachtige oorden zouden zijn, plekken waar mensen graag zouden verblijven. Stadsarchitect A.W. Weissman ontwierp de aula, de directeurswoning, het toegangshek en de doodgraverwoning. Nadien is de begraafplaats meerdere malen uitgebreid en de gebouwen zijn deels vervangen, maar de 19e-eeuwse sfeer van Springer en Weissman heerst er nog.
Verbonden met de aarde
Een nieuw gebouw in een dergelijk krachtige en tegelijk kwetsbare context vraagt om een sterk concept dat consequent moet worden uitgevoerd. De architecten vonden inspiratie in de ideeën van de Duitse filosoof Ernst Bloch (met eveneens zijn wortels in de 19e eeuw) om tot zo’n concept te komen. Bloch vond de modernistische architectuur uit het begin van de 20e eeuw te abstract en te weinig verbonden met de grond; moderne architecten wilden niets met de modder van doen hebben en lieten hun gebouwen liefst visueel zweven boven de aarde. Kerssen en Graafland lieten zich door de vormen van het modernisme leiden – het museum doet hier en daar sterk denken aan Mies van der Rohe – maar lieten het gebouw een stuk in de grond zakken. Daarmee wilden ze de verbondenheid met de bodem die Bloch miste tot stand brengen en bovendien refereert het naar de begraafplaats, waar de kisten ook ‘six feet under’ zakken.
Om binnen te komen moet de bezoeker afdalen via een hellingbaan. De ingang komt uit in een café. Tot de bovenkant van de borstwering ligt het gebouw onder de grond maar daarboven is de gehele wand van glas, volkomen transparant. De cafébezoekers hebben zicht op het voorplein, waar de rouwstoeten voorbij komen en treurende begrafenisbezoekers lopen. Toch is dat contact niet storend.
Achter het café liggen twee ruimten die afgesloten kunnen worden voor kleine groepen. Open puien bieden zicht op, dan wel toegang tot een driehoekig terras, ook verdiept gelegen.
Krachtige middenas
Het café biedt ook toegang tot het museum. Daar hebben de architecten de zaaltjes gegroepeerd aan een rechte, brede middengang die vanuit de nieuwbouw doorloopt in de bestaande doodgraverwoning. De binnenkant van de zware houten voordeur van die woning vormt de prominente beëindiging van de centrale as.
De grote zaal in de nieuwbouw is groot genoeg voor het tentoonstellen van koetsen, het tonen van films of welke museale functie dan ook. Het museum Tot Zover is het enige uitvaartmuseum in Nederland en ook in het buitenland zijn er weinig voorbeelden van nieuwe gebouwen met deze bestemming. De collectie van het museum wordt niet permanent in zijn geheel getoond, delen worden uitgeleend of zijn elders ondergebracht. De tentoonstellingen wisselen, er wordt samengewerkt met kunstenaars, fotografen en vormgevers en ook het publiek kan participeren.
Tussen de nieuwbouw en het oude huis is een glazen koppelstuk gemaakt dat zicht biedt op de historische gevel. De logica van het historische gebouw is deels gehandhaafd door de middengang te behouden met aan weerszijden kamers, nu ingericht als expositieruimten. De trap is verplaatst naar een minder opvallende hoek, want op de verdieping van de oudbouw is het kantoor geplaatst.
Het concept van de verdiept liggende, strak en helder vormgegeven nieuwbouw aan een traditionele bakstenen woning is consequent volgehouden, tot op het detail is het zorgvuldig uitgewerkt. Materialen zijn eenvoudig en duidelijk, het platte dak is voorzien van beplanting om in de omgeving op te gaan. Het resultaat: een gebouw dat niet zozeer de confrontatie aangaat, al zou de strakke vormgeving dat wellicht doen vermoeden, maar dat door zijn verzonken ligging, zijn groene inbedding en krachtige middenas in het interieur zoekt naar nieuwe betekenis voor de plek.