Het architectuurdebat over moskeeën beperkte zich vooralsnog tot de stijl. Maar wat levert de nieuwe lichting Islamitische gebedshuizen op voor gebruikers, buurt en stad? Nieuwe moskeeën tonen zich verrassend open naar hun omgeving, met winkels en zelfs een gebedsruimte voor andersgelovigen. De taak van de architect houdt jammer genoeg meestal op achter de voordeur. Tijd voor nieuwe discussie tussen architect en gebruikers.
Lange tijd leek het een verhaal voor in een (Oosters) sprookjesboek, een papieren droombeeld dat toch nooit werkelijkheid zou worden. De plannen voor de nieuwe moskee in de Amsterdamse wijk De Baarsjes zijn eindeloos bestreden, aangepast, uitgesteld – zelfs meerdere malen afgeblazen. Maar het bouwwerk dat nu, 22 jaar nadat de eerste tekeningen door architecten Breitman + Breitman werden gemaakt, aan de Kostverlorenvaart staat, is geen fata morgana. Het geluid van de hamers waarmee bouwvakkers de laatste hand leggen aan de zinken koepels, is echt. Weldra zal vanaf de bakstenen minaret de oproep tot het gebed klinken en zal het plein rond het gebouw volstromen met mensen. De voltooiing van de Westermoskee is een feit. Een feit dat niet op zichzelf staat; de afgelopen jaren werden door heel Nederland markante gebedshuizen gerealiseerd op prominente locaties – in Rotterdam, Leiden, Haarlem, Soest, Ede en Doetinchem. En nu, tegelijkertijd met de Westermoskee, opent in het centrum van Utrecht de grootste moskee van Nederland, de ULU-moskee. Het is het voorlopige hoogtepunt in de bouwgolf van Islamitische gebedshuizen die, vijftig jaar nadat de eerste gastarbeiders vanuit Turkije naar Nederland kwamen, de (tijdelijk bedoelde) moskeeën in oude scholen en loodsen vervangen. Het zijn gebouwen waar stuk voor stuk veel om te doen is geweest. Buurtbewoners maakten bezwaar; ze vreesden voor hun uitzicht, geluidsoverlast en parkeerproblemen. In gemeenteraden werden vragen gesteld over ‘dubieuze’ financieringsconstructies en het al dan niet verbieden van minaretten. In de Tweede Kamer was het vooral de PVV die stennis schopte.
Verdieping debat
De maatschappelijke aandacht bracht ook binnen de architectuurwereld een debat op gang: in welke stijl moeten we bouwen? Merkwaardig genoeg lijken er slechts twee opties: een moskee die zich voegt naar de westerse idealen, of een ‘heimwee-moskee’, die refereert aan de afkomst van de verschillende gemeenschappen. Het doet denken aan de bekende modernisme-versus-traditionalismestrijd, met dit verschil: een traditionele moskee wordt, in tegenstelling tot retro-woningbouw, gezien als een breuk met de omgeving. Terwijl een uitgesproken moderne moskee juist wordt beschouwd als een symbool van culturele integratie.
Het manco van deze discussie is niet alleen dat de situatie zwart-wit wordt voorgesteld, terwijl ontwerpers in de praktijk voortdurend op zoek blijken naar manieren om ‘oost’ en ‘west’, traditie en vernieuwing met elkaar te verbinden – de ene keer met meer architectonisch succes dan de andere. Het debat leidt ook nauwelijks tot verdieping; het gaat vooral over gevelarchitectuur. Over het gebruik van het gebouw – de betekenis van het Arabische woord voor moskee, masjid, is ‘plaats van nederwerping’ – wordt nauwelijks gesproken. Hoe geven architecten uitdrukking aan de religieuze oorsprong van de moskee? En welke betekenis hebben deze gebouwen voor de gebruikers, de buurt en de stad?
Westermoskee: smeltkroes
Die laatste vraag was voor het Franse architectenechtpaar Marc en Nada Breitman leidend bij het ontwerpen van de Westermoskee en de omringende woningbouw, in opdracht van Stadgenoot (woningbouw en winkels) en Manderen BV (moskee). ‘Ons idee was om een stedelijke ruimte te scheppen, niet enkel een moskee’, vertelt Marc Breitman. Dat is het Piri Reisplein geworden, vernoemd naar de Turkse zeevaarder en cartograaf. Een nieuw plein dat de Turkse moslimgemeenschap, die decennialang genoegen moest nemen met een garage als gebedshuis, een volwaardige plek in de stad geeft. Maar ook een buurtplein, waar verschillende culturen elkaar ontmoeten. Met ruimte voor markten en evenementen en in het midden de moskee. De keuze om het ontwerp te baseren op een Turks voorbeeld (de Aya Sofia in Istanboel) is volgens de architect, die kennis opdeed over moskeebouw in de tijd dat hij les gaf in Indonesië, een logische; dat is immers waar deze gemeenschap zijn wortels heeft. Dat er een minaret op zit, spreekt voor zich; een kerk heeft toch ook een toren? Met heimwee heeft dat niets te maken.
Breitman noemt de Westermoskee een Amsterdams gebouw. ‘Wij geloven in continuïteit, architectuur als voortzetting van de bestaande stad.’ Vandaar de keuze voor Hollandse bakstenen, wit houten lijstwerk en detaillering in Amsterdamse Schoolsfeer. Samen met de talrijke koepels en bogen, winkelpuien die associaties oproepen met Ierse pubs en balkons vol geraniums vormen ze een licht bizarre smeltkroes van stijlen; Berlage meets Anton Pieck meets Sheherezade, zo zou je het resultaat kunnen omschrijven.
Moderne moskee voor de buurt
In recente projecten voor moskeegebouwen zie je niet alleen nieuwe buitenruimtes ontstaan, maar ook publieke interieurs. Zo omvat het nieuwe Turks Cultureel Centrum (TCC) in Doetinchem behalve een gebedsruimte ook een conferentieruimte, een buurthuis, een Turkse winkel en een grote keuken, waar ook niet-moslims van harte welkom zijn. Met dit uitgebreide programma, in de plint van het gebouw, profileert het TCC zich nadrukkelijk als een moskee voor de buurt. Dat komt ook in de architectuur tot uitdrukking; het gebouw, een modernistische doos van baksteen en glas, heeft geen zichtbare koepel en een minaret ontbreekt. Architect Furkan Köse van Atelier PUUUR wilde een statement maken. Hij vindt dat de moskeebouw in Nederland achterblijft, zeker als je kijkt naar ontwikkelingen over de grenzen. Op zijn bureau in Amsterdam laat hij een boekje zien waarin hij voorbeelden van hedendaagse moskeeën in het buitenland verzamelde (onderdeel van zijn afstudeerproject voor een moslim-begraafplaats, waarmee hij in 2005 de Archiprix won). Wat blijkt? Juist in Islamitische landen als Turkije en Iran wordt – al sinds de jaren zeventig – volop geëxperimenteerd met nieuwe vormen en typologieën. En in Duitsland, Slovenië, Albanië en Kroatië werden de afgelopen jaren prijsvragen georganiseerd met als resultaat een aantal futuristische moskeeontwerpen. Wat hem betreft gaat dat ook hier gebeuren; de moskee moet meegaan met zijn tijd. Omdat het de taak is van een architect om toekomstvisies te ontwikkelen. Maar ook omdat het laat zien dat het geloof open staat voor verandering.
Met het winnen van de besloten prijsvraag in 2007 voor het TCC kreeg Köse de kans om de daad bij het woord te voegen; het is een van de modernste moskeeën in Nederland – qua vorm en programma. ‘We wilden een laagdrempelig gebouw maken’, zo verklaart de architect de transparante façades en de vloeiende overgang tussen openbare ruimte en interieur. Tegelijkertijd, vindt hij, moet je wel zien dat het een moskee is. Hij wijst op de vijf betonnen kolommen aan weerszijden van de twee hoofdentrees. ‘Die staan voor de Vijf Zuilen van de Islam’. Met de verticale belijning van de gevel – zonder dakrand – wilde hij de illusie creëren dat het gebouw geen eind kent, tot de hemel reikt. Voor de detaillering van het metselwerk gebruikte hij arabesk motieven. In 2013 is de eerste fase voltooid. De minaret – een strakke toren, los van het gebouw – komt overigens nog, vertelt Köse; de financiering voor deze tweede fase van het bouwproject is net rond. Opdrachtgever: Stichting HDV Merkez Camii.
ULU moskee Utrecht in de wijk Lombok
De ULU-moskee in de Utrechtse wijk Lombok oogt met zijn twee minaretten en enorme koepel misschien traditioneler dan het TCC, maar gaat nog een stap verder in zijn multifunctionaliteit. Naast een bibliotheek en een congreszaal is in dit gebouw ook een stilteruimte voor andersgelovigen opgenomen. Veertien jaar heeft architect Ishak Önen gewerkt aan het ontwerp (2000-2014). Het was een hele zoektocht om een middenweg te vinden tussen de wens van het moskeebestuur – een ‘herkenbare’ moskee – en wat hij zelf wilde: een gebouw waarmee ook de (multiculturele) buurt zich mee zou kunnen identificeren. Zijn oplossing: een ‘transparant en helder gebouw, opgebouwd uit abstracte vormen en gemaakt met lokale materialen’, namelijk knalrode baksteen.
Interieur blijft sluitpost
Ook over de binnenruimten had Önen uitgesproken ideeën. Hij bepaalde samen met zijn opdrachtgever de exacte maat voor de gebedsrijen – 1,22 meter diep – waarop vervolgens de plattegrond en de gevelindeling is gebaseerd. Hij deed studies naar de lichtinval via de gevel van glazen bouwstenen, waarvoor de imam staat. En hij ontwierp glazen stroken langs de koepel waardoor ‘sacraal’ strijklicht op de ruwe betonnen binnenwanden van de gebedsruimte en rituele wasruimte zou vallen. Hoewel het gebouw min of meer conform plan gerealiseerd is, is van het interieur niets terecht gekomen – tot zijn grote frustratie. Zijn opdracht hield op na de oplevering van het casco; het bestuur neemt de inrichting voor zijn rekening. Inmiddels zijn de wanden gestuukt. De stalen knooppunten van de koepelconstructie, die de architect ‘eerlijk’ in het zicht wilde houden, zijn omtimmerd met gipsplaten. Zelfs het maatsysteem van de gebedsrijen dreigt verlaten te worden; Önen heeft er niets meer over te zeggen.
Opvallend is dat de opdrachten voor de Westermoskee en het TCC in Doetinchem op dezelfde manier verliepen. De architect was uiteindelijk alleen verantwoordelijk voor het exterieur. Een kwestie van geld, weet Önen. In alle gevallen werden het benodigde budget door de gemeenschap zelf bijeengebracht, wat neerkomt op jarenlang collecteren. Het interieur is aan het eind van de rit de logische sluitpost. Maar doodzonde vindt hij het wel. ‘Het was de kans om het allemaal bij elkaar te brengen. Zo’n opdracht op zo’n prachtige plek; ik ben tot het gaatje gegaan – dit was mijn levenswerk.’ Köse denkt dat het ook te maken heeft met een generatiekloof. ‘Jonge moslims zien over het algemeen kansen voor innovatie in nieuwbouw, maar het moskeebestuur bestaat meestal uit oudere mannen die zich vastklampen aan de identiteit van het thuisland. Het is aan architecten om hen te laten zien dat er alternatieven zijn.’ Wat dat betreft zou het moskeedebat van hem wel weer opgestart mogen worden. Niet langer als een onderonsje tussen vakgenoten, maar als een gesprek tussen architecten en gebruikers. Daarmee, denkt hij, zou daadwerkelijk een stap voorwaarts gezet kunnen worden in de architectuur van moskeeën.
Poldermoskee
In 2003 presenteerden de jonge architecten van Memar-Dutch hun (afstudeer)project voor de poldermoskee, ‘een interculturele moskee voor moslims en niet-moslims, met een naar buiten gerichte, positieve uitstraling’. Het ontwerp, bedacht als modern tegenbod voor de neo-traditionalistische Essalaam-moskee in Rotterdam (Molenaar en van Winden, 2002- 2010), is sindsdien veelvuldig geciteerd in het debat over moskeearchitectuur. Het gebouw, met grasdak en windmolens, zoekt aansluiting bij de omgeving – een park – met behoud van de identiteit van een moskee. Zo fungeert de glazen liftschacht met gekleurde verlichting (bij de oproep tot het gebed) als minaret. Ook is kritisch gekeken naar de functionaliteit van de bidruimte, parkeerproblematiek en de financiering van het gebouw.
Turks Cultureel Centrum, Enschede
Begin 2014 won ENA architecten, het bureau van Erdal Önder, de prijsvraag voor het Turks Cultureel Centrum in Enschede. Met zijn glooiende daken en minaret in de vorm van een halve maan, is het niet alleen architectonisch een vooruitstrevend bouwwerk, het moet ook de meest duurzame moskee van Nederland worden. De start van de bouw stond gepland voor 2015, maar is onzeker omdat het benodigde geld nog niet bijeengebracht is.
Mevlana Moskee Amsterdam
Het (tijdelijk) hergebruik van een voormalig schoolgebouw in Amsterdam West als moskee is een typische opgave van deze tijd. Zoals veel Islamitische gebedshuizen – twee derde van de 450 moskeegebouwen in Nederland is gehuisvest in ‘onofficiële gebouwen’ – was de moskee gevestigd in een oud pand. Er waren plannen om te verhuizen, maar de crisis gooide roet in het eten; daarom werd gekozen voor een upgrade, die in 2014 heeft plaatsgevonden. Vanwege het beperkte renovatiebudget heeft ontwerpbureau The Cloud Collective zich geconcentreerd op de twee entrees en de relatie met de omliggende openbare ruimte.
Minaretten
De discussie rond de architectuur van moskeeën speelt al sinds de eerste moskee in Nederland gebouwd werd in 1955, de Mobarak Moskee van de Pakistaanse gemeenschap in Den Haag. Er ontstond commotie vanwege de geplande minaretten; de welstandcommissie vond dat ze niet in de omgeving pasten en liet het ontwerp van architect Frits Beck net zo lang bijschaven tot het er uit zag als een ‘Haagse villa’. Een minaret is volgens de Islamitische voorschriften niet verplicht, maar vaak wel gewenst door de opdrachtgever. Minaretten zijn in Nederland – anders dan in Zwitserland – niet verboden.
Internationale competities
De discussie over moskeeën beperkt zich niet tot Nederland. In het buitenland spelen dezelfde vraagstukken over de gewenste bouwstijl, wel of geen minaretten en een multifunctionele programmering. Opvallend is dat nieuwe opdrachten vaker door middel van competities worden georganiseerd, waarbij bekende architecten worden uitgenodigd. BIG won prijsvragen voor Islamitische centra in Kopenhagen en Tirana, Zaha Hadid deed onder anderen mee in Straatsburg. Van bouwen komt het echter lang niet altijd. De opvallendste drie nieuwe realisaties op een rij: Rijeka (Kroatië), Ljubljana (Slovenië) en Keulen (Duitsland).
Keulen, Ljubljana en Rijeka
De Centrale Moskee in Keulen is een van de grootste van Europa, en werd mede vanwege zijn grote omvang en hoge (55 m) minaretten fel bekritiseerd. In 2006 won architect Paul Böhm, die gespecialiseerd is in het ontwerpen van kerken, de ontwerpprijsvraag voor de moskee. De bouw is gestart in 2008 en de opening staat gepland voor eind 2014. In 2011 won het bekende Sloveense bureau Bevk Perović de open, anonieme internationale competitie voor de nieuwe moskee in Ljubljana – de eerste in Slovenië. De uitvoering is in 2014 begonnen. Architecten Darko Vlahovic en Branko Vucinovic van ADB, Architectural Design Bureau, ontwierpen samen met Dusan Dzamonja de nieuwe moskee in Rijeka (Kroatië), die is gerealiseerd in de jaren 2009-2013. De vorm van deze moskee is een directe formele kopie van een beeld dat beeldhouwer Dusan Dzamonja (1928-2009) in de jaren zeventig maakte, 330 keer uitvergroot. De sculpturale koepel en minaret zijn op een grote sokkel annex plein geplaatst, waarin de onderwijs-, ontvangst-, woon- en kantoorruimten van het Islamitisch centrum zijn opgenomen.
Tekst: Kirsten Hannema
Dit artikel is gepubliceerd in nummer 8 van ArchitectuurNL 2014