Waar hamburgerketen McDonald’s kiest voor eenvormigheid in de architectuur van al zijn vestigingen, kiest het Ronald McDonald Kinderfonds voor onderscheid in architectuur van de logeerhuizen voor ouders. Creaties van architectenbureaus van naam en faam staan bijvoorbeeld al in Amsterdam, Maastricht, Utrecht en Zwolle. Eind vorig jaar kwam het huis in Barendrecht gereed.
Het huis ligt aan de Voordijk, een dijk die het restant is van de oude infrastructuur die de Vinexwijk Carnisselande van oost naar west doorsnijdt. Op de locatie van een voormalige boerderij maakt de overgebleven boerenwoning deel uit van het nieuwe Ronald McDonaldhuis.
Net ten noorden van deze locatie is een kinder- en jeugdpsychiatrische instelling RMPI in aanbouw. Familie van een kind dat behandeld wordt in de instelling kan in het huis logeren. Bovendien biedt het huis gelegenheid tot lotgenotencontact, om onderling ervaringen uit te wisselen. Het creëren van een geborgen omgeving staat dus voorop bij dit soort huizen.
Aan de voormalige boerenwoning werd een groter nieuw deel toegevoegd. Het geheel, een driekwart carré, omsluit een binnentuin die gericht is op het zuiden. Het oude deel, aan de oostkant, werd herbestemd als kantoorruimte voor de organisatie van het huis, met op zolder ruimte voor een mediatheek en voor voorlichtingsbijeenkomsten.
Omdat de oude boerderij is gefundeerd op koeienhuiden, heeft deze ruimte een eigen stalen constructie die rust op een afzonderlijke fundering. Met de strak wit gepleisterde gevels en de ramen met luiken bleef de oorspronkelijke sfeer van dit oude deel enigszins gehandhaafd.
Bijzondere dakvorm met natuurleien dakbedekking
Het nieuwe deel, de korte westkant en de lange noordkant, vormt in architectuur en textuur een duidelijke eigentijdse toevoeging aan het bestaande deel. In de architectuur is de kapvorm zeer bepalend in het aanzicht. Van de westvleugel af gerekend loopt de daklijn met een hoekige golfbeweging op naar de nokhoogte van de lange noordzijde. Deze nokhoogte is gelijk aan de nokhoogte van de boerenwoning. Die nokhoogte is samen met ruimten op de verdieping direct onder de kap de enige meteen zichtbare referentie van nieuw aan oud. De hoofdconstructie van de nieuwbouw is van staal. De staalconstructie is in het zicht gelaten en om die reden met brandwerende verf gecoat.
De gevels aan de binnentuin zijn puien met houten kozijnen en veel glas. Dat brengt veel licht naar binnen. Openslaande deuren zijn de link tussen binnen en buiten. De dakbedekking van gemêleerde aardkleurige vierkante leien loopt door in de naar buiten gerichte gevels. Aan de noordzijde doorbreken langwerpige, aritmisch geplaatste dakkapellen het dakgevelvlak.
Door de golfbeweging in de daklijn, door aflopende gootlijnen, door de dakkapellen en door knikken in de gevels krijgt het nieuwe deel zowel aan de buiten- als aan de binnenkant in zijn architectuur een beweeglijkheid die mooi contrasteert met de rechttoe rechtaan vorm van het oude deel.
Sober, doelmatig en huiselijk interieur
De beweeglijke vorm zorgt ervoor dat geen van de gastenkamers, gesitueerd aan de buitengevels van de nieuwbouw, gelijk is aan de andere. Op de verdieping zijn de kamers met het karakter van een zolderkamer. Alle kamers, ook de twee aan de westkant op de begane grond, zijn sober en doelmatig ingericht. Elke kamer heeft zijn eigen sanitair, sommige met invalidenvoorzieningen. Het streven was een huiselijke sfeer te creëren, voor de zo verlangde geborgen omgeving.
De kleurstelling in het hele gebouw, inclusief het tegelijkertijd gerenoveerde oude deel is beperkt tot vlakken in lentegroen, blauw en tinten grijs, samen met de natuurlijk kleuren van houten delen, zoals trap, kozijnen, dakbeschot en wanden van chipboard. Voor de architect was het vooral de kunst om de invulling van zo’n interieur, waarin door het jaar heen veel verschillende gezelschappen tijdelijk een thuis moeten vinden, goed in de hand te houden, ook wat betreft meubilair en verdere aankleding. Anders is het binnen de kortste keren een bonte verzameling van stijlen en kleuren, hetgeen de leefbaarheid op den duur niet ten goede komt. De vraag is natuurlijk hoe lang de beheerorganisatie aan dit uitgangspunt kan vasthouden, omdat veel interieurelementen in natura van sponsors afkomstig zijn.