Zoektocht naar 'upscaling' van duurzaam bouwen

Zoektocht naar 'upscaling' van duurzaam bouwen

Door: maurice | 14-12-2011

De wetenschappers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in Wageningen worden door de buitenwereld nog weleens gezien als linkse natuurfreaks die met vlindernetten door het weiland struinen. Dat voorwerk hoort er inderdaad soms bij.

Maar daarna vindt het onderzoek – bijvoorbeeld naar de bestrijding van blauwalg – voornamelijk plaats in een hightech laboratorium. De opdrachtgever wil met de nieuwbouw zichtbaar afstand nemen van het bestaande geitenwollensokken-imago, en tegelijkertijd duurzaam bouwen upscalen door experimenten in en om het gebouw.

Claus en Kaan Architecten staat niet bekend als een ontwerpbureau dat duurzaamheid nadrukkelijk uitdraagt, zoals bijvoorbeeld Thomas Rau of Kristinsson dat al tientallen jaren wél doen. In een vroeg stadium van de selectieprocedure lieten de architecten weten dat ze zeker niet van plan waren om ‘een soort plaggenhut’ voor het NIOO te gaan ontwerpen. Directeur Louise Vet was ook niet op zoek naar een uitgesproken organische uitstraling, maar toonde zich juist gecharmeerd van een meer sophisticated, moderne architectuur met internationale allure. Haar eigen kamer is een voorbeeld van hoe die dingen samen kunnen gaan: een glazen bureau op stalen poten en een stapel boeken over natuurbeheer waaronder één met de intrigerende titel ‘Goudplevieren en wilsterflappers’.

Hightech laboratoria

De nieuwbouw van het NIOO-KNAW ligt in het buitengebied van Wageningen, tussen de weilanden, aan de rand van de campus-in-ontwikkeling. Het instituut hoort niet bij de universiteit van Wageningen, maar valt onder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Aan de kant van de openbare weg is achter een vijver een paviljoen met veel glas en hout zichtbaar, bijna zwevend tussen het groen.

Het hoofdgebouw bestaat uit drie delen: aan de voorkant, langs de doorgaande weg tussen Wageningen en Ede zitten de laboratoria: achter een bijna geheel glazen gevel waardoor er (gratis) veel voor het labwerk noodzakelijk licht binnenkomt. Het glas – voorzien van een horizontale houten luifel – is volledig afgesloten van invloeden van buitenaf, en vormt zo een buffer voor de rest van het gebouw. Aardig bijkomstig effect: het eventuele geitenwollensokkenimago wordt zo voor de buitenwereld direct gelogenstraft door de strakke hightech uitstraling aan de voorkant. In het hart van het gebouw bevinden zich (opslag)ruimtes die geen daglicht nodig hebben, maar ook drie vides, die juist wel voor daglichttoetreding tot diep in het gebouw zorgen, waardoor minder kunstlicht nodig is. Aan de achterkant zitten de kantoren: terwijl de gevel aan de kant van de openbare weg bijna geheel van glas is en zeer strak oogt, is hier gekozen voor houten kozijnen. De medewerkers kunnen hier zelf de ventilatie regelen door ramen te openen.

Achter het hoofdgebouw bevinden zich nog zes bijgebouwen. Zes doosjes met een identieke houten betimmering zorgen van afstand voor een strak beeld, eenmaal binnen blijken ze stuk voor stuk een heel eigen karakter te hebben. Het ene is een opslagschuur voor gereedschap, in een tweede bevinden zich volières (het NIOO houdt zich ook met onderzoek naar vogeltrek bezig), een derde staat vol aquaria met waterplanten, in een vierde is een lab voor grover en viezer werk. Voor deze werkplekken gelden veel minder strenge criteria wat betreft klimaatbeheersing en hygiëne, daarom konden ze buiten het hoofdgebouw worden geplaatst. Prettiger voor het grove, vuilere werk dat er plaats vindt en de aan- en afvoer van groot materieel.

Het terrein wordt begrensd door nieuw aangelegde wallen met doornige struiken: die zien er van afstand vriendelijk en groen uit, maar hebben indien nodig hetzelfde effect als lelijk hekwerk.

Projectgegevens

ArchitectenbureauClaus en Kaan Architecten
ProjectarchitectFelix Claus, Dick van Wageningen, Katrin Weber
ProjectteamJan Gerrit Wessels, Caro van Dijk, Wing Tang, Laurens Schuitmaker, James Webb
OpdrachtgeverKNAW, Amsterdam
HoofdaannemerBerghege, Oss
Adviseur constructieARUP, Amsterdam
Adviseur installatiesDWA, Bodegraven
Adviseur bouwfysica en akoestiekDGMR, Arnhem
Adviseur bouwmanagementArchisupport, Amerongen
Adviseur bouwkostenBasalt Bouwadvies, Nieuwegein
Start bouwApril 2009
OpleveringJanuari 2011
Bruto vloeroppervlakte14.000 m2
ProgrammaLaboratoria, kantoren, kassen en vogelverblijven
Bouwsom€ 16.700.000 incl. installaties, excl. inrichting en BTW
TekstAnka van Voorthuijsen
Foto’sChristian Richters, Rob Hoekstra

Strenge eisen beperken duurzaamheid

Eenmaal binnen valt direct de betonnen vloer op: materiaal dat vanwege de gigantische CO2-uitstoot slecht combineert met een duurzame ambitie. Maar naast (onbetaalbaar) staal was dit de enige mogelijkheid. Het gebouw huisvest veel laboratoria die bouwkundig moeten voldoen aan zeer specifieke eisen, die strenger zijn dan in een ‘gewoon’ kantoorgebouw. De labs moeten absoluut trillingsvrij zijn: dat maakte een duurzamere houten vloer onmogelijk. De temperatuur in een lab mag niet fluctueren. Aan bijna alle apparatuur in dit vakgebied zit een stekker, dus wordt er relatief veel stroom verbruikt. Het onderzoeksmateriaal bevindt zich vooral in geklimatiseerde kasten: ook al weinig energiezuinig. Ledverlichting is nog niet geschikt voor gebruik in een laboratorium.

De ambitie van de opdrachtgever was om binnen deze beperkingen, toch zo duurzaam mogelijk te bouwen. Dus werd er gekozen voor beton met veel puingranulaat en hoogovencement, in plaats van veel meer belastende portlandcement. Is de betonvloer gevlinderd en niet afgewerkt met een epoxycoating. Zijn er waterbesparende vliegtuigtoiletten met vacuümafzuiging. Wordt er geëxpertimenteerd met opslag in diepe aardlagen van door thermische zonnepanelen opgewarmd water. Is er een sedumdak, maar werd dat uitgebreid met proefvakken met andere vegetatie-mixen, voorzien van sensoren, om te ontdekken welk plantenvak het gebouw het best isoleert en het meeste fijnstof opvangt. Elders ligt 25 vierkante meter ‘natte vegetatie’ die zwakstroom levert. Nu nog een leuke gadget: je kunt er een mobieltje mee opladen, maar ooit wellicht breder toepasbaar.

Gebouw als proeftuin voor duurzame experimenten

Het gebouw zelf, maar ook de daken en de tuinen eromheen, herbergen allerlei nieuwe technologie en experimenten om te onderzoeken welke aanpassingen voor nóg meer duurzaam effect zorgen. Het gebouw is eigenlijk een grote proeftuin, een zoektocht naar de mogelijke ‘upscaling’ van duurzaam bouwen. Dat kostte veel tijd. Het NIOO wilde een gesloten watercircuit, zonder aansluiting op het riool, maar met een eigen vergister (biogas) voor de verwerking van faecaliën en lokale waterzuivering door algen en een helofytenfilter. Zonder riool geen bouwvergunning zo bleek, dus is er nu wel een aansluiting op het riool, maar die zal over een tijd niet meer worden gebruikt, hoopt de opdrachtgever.

De opslag van door zonnecellen verwarmd water op grote diepte in de aarde stuitte op vergunningsproblemen, maar na een lang proces wilde de provincie het experiment toch wel aangaan. Gezien de duurzaamheidsambitie is er vooral gewerkt met noordeuropees gekookt hout. In verband met de brandveiligheid werd het hout van het hoofdgebouw geïmpregneerd. Bij de bijgebouwen gebeurde dat niet, dat zorgt nu voor enig kleurverschil.

Het bouwproces was een zoektocht, die alle partijen soms tot lichte wanhoop moet hebben gebracht. Zoals de eis van het NIOO dat de aannemer geen milieubelastend purschuim of kit mocht gebruiken. Dat helemaal vermijden lukte niet, vanwege de noodzakelijke luchtdichtheid van de labs, maar er is zeker 80% minder kit gebruikt dan gewoonlijk, schatten de architecten. De architecten zelf kregen het voor hun kiezen omdat de opdrachtgever veel bijzondere eisen had die buiten het reguliere bouwproces vielen, zoals een helofytenvijver, een fietsenstalling met turfdak en bijenhotel en natuurlijke wallen als erfafscheiding. Stuk voor stuk bedreigingen voor het heldere beeld dat de architecten nastreefden, maar het ontwerp bleek die ingrepen goed te kunnen hebben: het gebouw heeft z’n ‘strakke’ smoel absoluut niet verloren.

Houten hoed

Het stedenbouwkundig plan vroeg om een hoog gebouw op deze plek, die de afronding vormt van het campusterrein. Maar het programma van het NIOO kon makkelijk op een kleine footprint worden ondergebracht, en meer dan twee lagen waren er ook niet nodig, door het apart plaatsen van de grovere functies in de houten bijgebouwen aan de achterkant. Om toch aan de gewenste hoogte te kunnen voldoen hebben Claus en Kaan het gebouw als het ware een hoed opgezet: in het midden van de bovenste verdieping is een doos geplaatst, rondom met hout afgewerkt. Daarin zijn de technische ruimtes ondergebracht, het auditorium en een kantine. Een mooi accent.

De bouw was een leerproces, voor alle partijen. Want het is natuurlijk ook nog afwachten wat alle experimenten in en om het gebouw uiteindelijk zullen opleveren voor de ontwikkeling van duurzaam bouwen. Tegelijkertijd bewijst dit gebouw nu al dat duurzaamheid er tegenwoordig mooi, modern en comfortabel uit kan zien.

Gerelateerd

Tags:

    Schrijf een reactie

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.